Aflevering 166 winter 2009 Die avond kwam een aantal Nederlandse boeren aan boord die klaagden over de harde regering van de Engelsen en zeiden weer onder de regering van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden te willen staan. Zij vertelden dat het Fort James, gelegen op de zuidpunt van Manhattan Eiland, in slechte staat verkeerde. In de krijgsraad werd besloten het fort de andere dag aan te vallen en zo mogelijk te veroveren. Op 9 augustus werd een trompetter met een brief naar de wal gezonden met het bevel het fort over te geven. Er kwamen drie Engelsen bij Evertsen aan boord die namens de commandeur van het fort, John Manning, vroegen wie zijn opdrachtgevers waren. Evertsen vertelde hun dat ze aan de vlaggen wel konden zien wie zij waren en dat zij namens de Staten-Generaal en de Prins van Oranje de kolonie opeisten, een kolonie die voordien Nederlands bezit was geweest. Toen men Evertsen vroeg zijn opdracht - commissiebrief - te tonen, gaf hij het inmiddels legendarisch geworden antwoord: 'Die opdracht zit in de loop van mijn kanonnen en daar komt u wel achter als het fort niet snel wordt overgegeven.' Er werd door Evertsen ongeveer zeshonderd man aan de wal gezet en nadat er door zijn schepen enige tijd op het fort was geschoten, werd het overgegeven. Het Fort James heette daarna Willem Frederik, het werd door mariniers bezet en de verovering van de kolonie was een feit. Deze was in 1664 door Stuyvesant noodgedwongen verlaten en door de Engelsen ingenomen. Enige dagen later werd met één van de kleinere schepen van het eskader van Evertsen en een paar sloepen met mariniers de Hudsonrivier opgezeild om bezit te nemen van het Fort Oranje, dat enige mijlen verder, op de rechteroever van deze rivier lag. Deze inneming verliep geruisloos en 120 man bezetting bleef er achter. In de weken daarna voerden Evertsen en Benckes vele onderhandelingen en werd de bestuurlijke herinrichting van de kolonie geregeld. Plaatsnamen werden veranderd. Zo heette New York voortaan Nieuw Oranje, Albany werd Willemstad, Kingston werd Swaenenburg, Long Island werd het Lange Eiland en Brooklyn weer Breukelen. Op het Lange Eiland lagen onder meer de dorpen Vlissingen en Middelburg, maar ook Amersfoort, Utrecht en 's-Gravensande. De Engelse besturen van de steden en dorpen werden ontslagen, nieuwe Nederlandse 'magistraten' benoemd en ingezworen. De beide bevelhebbers Evertsen en Benckes werkten onvermoeibaar om de veroverde forten in staat van verdediging te brengen en er werd een gouverneur aangesteld om het gebied te besturen. Zij bewezen niet alleen bekwame marineofficieren te zijn, maar tevens in staat vergaderingen te leiden en de bestuurlijke herinrichting van de kolonie te verwezenlijken. 'Masters of formality', zo noemden de latere Amerikaanse geschiedschrijvers hen. Ze werden door de Nederlandse bewoners van New York, maar ook New Yersey en Delaware beschouwd als hun bevrijders. Na een periode van bijna twee maanden verlieten de eskaderschepen van Evertsen en Benckes de heroverde kolonie en bereikten de andere dag de Atlantische Oceaan. Na terugkeer in Zeeland in de zomer van 1674 gaven de Zeeuwse bestuurders blijk van hun ontevredenheid over de resultaten van de meer

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 15