34
Aflevering 166 winter 2009
nodige vertelstof paraat hebben. Een schande dat een regionale omroep de
uitzendingen in de streektaal de nek heeft omgedraaid. Voor veel oudere
mensen vormden die verhalen een herkenning met gebeurtenissen uit hun
eigen leven.
Jan Lauret in z 'n 'of.
Hoe gaat die schrijverij in z'n werk. Waar haal je je stof en inspiratie
vandaan?
Het is inderdaad een feit dat schrijven en zeker schrijven in het dialect
voor 10 procent inspiratie en voor 90 procent op transpiratie berust. Je
moet natuurlijk een beetje dat gedrevene hebben om in gebeurtenissen
die je meemaakt en ervaart en die je soms op de een of andere manier
raken aanleiding te zien voor een verhaal of gedicht. En vervolgens moet
je er voor gaan zitten. En hopen dat je gedachten en gevoelens zich laten
weergeven in taal. Het beste is het als het er in één keer op staat, recht uit
het hart. Niet te veel meer aan schaven. Daar wordt het meestal minder
krachtig van.
Bij poëzie ligt dat naar mijn idee anders: daar moet
je dikwijls wat langer aan schaven. Een voorbeeld
van een aanleiding tot schrijven: in een reclamefolder
zag ik reclame voor zeekraal en lamsoor, als zijnde
delicatessen uit zee. Duur zat. Toen gingen mijn
gedachten terug naar m'n jeugd. Als kind van ouders
die het niet al te breed hadden ging je je eten in de zee
zoeken: lamsöre, zouterik, aontjes, mossels, zjékers
(standgapers), kreukels. Al die luxe die je nu in de
delicatessenwinkel en op de menukaart van de betere
restaurants ziet. Toen gratis voor niks en nu voor veel
geld. Dat gegeven heeft me geïnspireerd tot het schrijven
van mijn jongste verhaal, getiteld: 'Èrme mènseneten
is nie mêer te betaolen tegenwoordig.' Met daarin het
verhaal van hoe dat vroeger ging: 'j'n eten uut de zêe
aolen'.
Je treedt ook geregeld op met je verhalen- en
gedichtenprogramma. Voor wie zoal en hoe reageert
men.
Mijn publiek is divers: verzorgingshuizen natuurlijk,
vrouwenverenigingen, ouderenbonden, maar ook
clubs als het Humanistisch Verbond, de Orde van den
Prince en de gepensioneerden van de 'Vitrite'. Dikwijls
ook gezelschappen waarin nauwelijks dialectsprekers
voorkomen. Ik heb merkwaardig genoeg nog nooit de
klacht gekregen dat ze me niet konden volgen, terwijl ik
toch 'plat' Zeeuws-Vlaams spreek. Ze verstaan natuurlijk
niet elk woord, maar ze kunnen het verhaal volgen. Intonatie en dictie en
niet te vergeten je expressie vormen daarbij belangrijke instrumenten.
De mensen reageren in het algemeen bijzonder positief. Op verschillende
plaatsen heb ik meer dan één keer opgetreden. Eén keer ben ik voortijdig
gestopt, omdat elke vorm van 'chemie' met het publiek (zeer hoogbejaard)
ontbrak. Maar voor de rest vind ik het steeds weer een feest om op te
treden, zeker als je goede respons van je toehoorders krijgt. Meestal