Aflevering 166 winter 2009 37 In dezelfde straat bevond zich ook een slagerij. Op weg naar school, hingen we met wat oudere kinderen over de halve onderdeur en zagen we hoe er een pen in de kop van een koe of varken geschoten werd. We keken griezelend naar de schokkende en tegenspartelende dierenlijven. We waren eventjes onder de indruk van de doodsangst in de grote hulpeloze ogen. De slager sneed direct daarna met een korte beweging de halsslagader door en ving het bloed op in een schaal. 'Voor de bloedworst,' grijnsde hij dan trots. Op de terugweg zagen we het slachten en uitbenen en de vele liters bloed die werden weggespoeld. Na een paar keer vonden we het de normaalste zaak van de wereld. Thuis rende er immers regelmatig een bloedende kip met afgehakte kop over het erfje. Het hoorde er allemaal bij. In de zomer speelden we in de zandbak aan de overkant van de straat. Soms zochten we naar klavertjes vier. Overal groeiden ze, aan de slootkantbij het speeltuintje en op de dijken buiten het dorp, maar ik vond er nooit een. Op een dag frommelde ik voorzichtig een vierde blaadje tussen mijn klavertje en het bleef wonder boven wonder vastzitten. Trots liet ik het aan iedereen zien. Na de bewonderende uitroepen en blikken van vriendjes en vriendinnetjes kon ik er 's nachts niet van slapen. Er restte me niet anders dan nog eens op m'n knietjes voor het bed te knielen en te bidden: "t boze dat ik heb gedaan, zie het Heere, toch niet aan!' daarna sliep ik opgelucht Foto auteur. in.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 39