Aflevering 166 winter 2009 3 Uit archiefstukken was het fenomeen Zeeuwse pijp al bekend, maar in de geschreven bronnen komt dit pas vanaf 1662 voor.2 Deze vondstgroep brengt het Zeeuwse smaakfenomeen dus dertig jaar terug in de tijd naar het moment van ontstaan, kort na 1630. Onduidelijk blijft overigens hoe het mogelijk is dat een dergelijk modefenomeen al zo vroeg op de markt verschijnt. Evenmin is het bekend welke wens er bij de Zeeuw aan dit specifieke model ten grondslag lag. Afwerking en decoratie Naast een specifieke ontwikkeling in model laten de Zeeuwse pijpen ook een evolutie in de steelversiering zien. Nadat de pijp enkele jaren zonder decoratie was geleverd (afb. 1, 2), werd op het zwaartepunt van de pijp een steeldecoratie toegevoegd bestaande uit een groep gestempelde ruiten gevuld met lelies (afb. 3). In de loop van de jaren wordt dat patroon uitgebreider door de ruiten met een rond de steel lopende radering te alterneren (afb. 4, 5). De zwaartepuntmarkering wordt tenslotte weer vereenvoudigd door de omgaande radering te laten vervallen (afb. 7), met een minder indringend resultaat als gevolg. Reden daarvoor is vermoedelijk louter arbeidstijdbesparing. Het stempelen kostte al behoorlijk wat tijd, maar het draaien van het radeermes rond de steel was voor de tremster een lastige handeling die de snelheid van produceren in de weg zat en bovendien een extra risico tot uitval gaf. Al deze producten werden na het stempelen van de decoratie met agaatsteen gepolijst, zowel aan de kop als langs de steel. Daarmee kregen zij het prachtige glanzende uiterlijk, kenmerkend voor de duurdere soorten pijpen. Typerend voor het glaaswerk is een grote mate van routine, ook te omschrijven als een efficiënte, bijna haastige werkwijze. Die manier van werken weerspiegelt de opkomende concurrentie tussen de pijpenmakerijen in de jaren 1630. Bij vastgestelde prijzen kan alleen tijdsbesparing tot een betere winstmarge leiden. Dezelfde maker van bovenbesproken pijpen produceerde ook een tabakspijp waarvan de steel van een fraaie, afgewogen reliëf decoratie is voorzien (afb. 6). Als bij de andere kleipijpen gaat het weer om een zeer verzorgd product, opnieuw in uitvoering gericht op de Zeeuwse markt. Dankzij de fraai gepolijste gladde delen van de pijp is een prachtig contrast ontstaan met de gewerkte zone, die geen licht weerkaatst maar het lijkt te absorberen en zo tamelijk diffuus zijn motieven tentoonspreidt. Onduidelijk blijft of een dergelijk reliëfpijp per gros werd geleverd, of dat er in die periode al sprake was van een geschenkpijp bij een gros gewone, onversierde producten. Dat laatste lijkt waarschijnlijker en sluit aan bij de drie gevonden exemplaren ten opzichte van de partij gewone geglaasde pijpen.3 Na de pijpen met de roosmerken vinden we in de stort nog een laatste fase van het dubbelconische Zeeuwse model terug, namelijk in de vorm van kloeke pijpen met nog een fractie grotere ketel voorzien van het merk lelie in ruit (afb. 7). De fijnheid van deze producten is opnieuw iets teruggelopen en ook de zwaartepuntmarkering is gewijzigd. De rondgaande raderingen om de steel zijn vervallen en het decoratiepatroon keert terug naar dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 5