Aflevering 166 winter 2009 Als alle pijpenmakers werkten ook de Gorcummers voor specifieke marktsegmenten. Wanneer de consument hogere eisen aan het product stelde, spande men zich extra in om het maximaal haalbare ter realiseren. De gevonden pijpen zijn een bewijs van die inspanning en laten een ontwikkeling zien van liefdevol en volmaakt, rond 1630, naar geroutineerd en industrieel zo'n tien jaar later. Een onverwachte verschuiving die voortkomt uit een economische verandering in de pijpennijverheid, veroorzaakt uit de noodzaak tot overleven. In de loop van de jaren 1630 neemt de concurrentie tussen de regionale pijpenmakerijen toe, inzonderheid onder druk van Gouda. Zou een meer industriematige manier van werken ontbreken, dan overleefde de pijpenmakerij het niet. Bij de meeste regionale bedrijven is dat ook gebeurd, al gingen daar soms enkele decennia over heen. De pijpenmakers in Gorinchem wisten de markt langer vast te houden, maar moesten deze uiteindelijk toch ook aan Gouda afstaan. Maker Pritsaert had met zijn goede contactuele eigenschappen blijkbaar voet aan de grond weten te krijgen in Vlissingen. Zijn verkoop startte aanvankelijk omdat zijn pijpen zo prachtig afgewerkt waren. Toen de markt eenmaal veroverd was, ging de afzet door omdat er standaard leveringsovereenkomsten bestonden. Een inspectie op de kwaliteit werd niet meer zo streng verricht en daarom kon het werk kwalitatief wat minder zijn. Een dergelijke ontwaarding van het product kon mede gebeuren wanneer de consument hierop geen aanmerking maakte. De ontwikkeling van het Zeeuwse model zien we in de Gorcumse nijverheid ook bij enkele andere makers terug. Het is een marktsegment dat voor de lokale pijpenmakers van fors belang is geweest, vermoedelijk omdat de Zeeuwen met deze pijpen op hun beurt weer handel dreven op de zuidelijke provincies maar ook overzee. Naast de afgebeelde pijpen met de roosmerken en die met de lelie zijn er vergelijkbare stijlen in productie.7 Gorinchem blijft in deze handel echter niet uniek. De stad Gouda ontdekt dit afzetgebied al in de jaren 1630 en verschijnt dan ook op de Zeeuwse markt. Opeenvolgende Goudse makers produceren pijpen voor de Zeeuwse roker met identieke Zeeuwse modellen. Het lijkt er op dat Gouda dat model niet zelf ontwikkelde, maar dat op haar beurt van Gorinchem kopieerde. Die navolging moet met veel succes zijn gebeurd en niet lang na 1640 drukken de Gouwenaars de Gorcumse pijpenmakers daar van de markt. Steven Hendricksz. uit Gouda is waarschijnlijk de eerste leverancier van grootscheepse partijen en interessant genoeg is van hem een pijp met eenzelfde baroksteel bekend als van Pritsaert." Jonathan Scharp is de tweede Gouwenaar die de Zeeuwse markt verovert; later worden omvangrijke leveringen door Thiel Jansz. Proost verzorgd. Ook bij de Goudse makers gaat het om productiebedrijven waar vervaardiging op grote schaal plaatsvond. In feite de eerste exportbedrijven met een gestroomlijnde gestandaardiseerde productie, gesneden op maat van een specifieke consument, in dit geval de Zeeuw. De smaak van de gebruikers Interessant aan de beerputvondst uit Vlissingen en atypisch voor pijpvondsten in stedelijk gebied is de ongelooflijk standvastige keuze voor het rookgerei: zelden liet een vondstgroep zo'n uniform karakter zien. Er

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 8