Aflevering 174 winter 2011 bijzondere drinkbeker werd in 1872 op 10 meter diepte gevonden in de buurt van Brussel. De bekers zijn 21 en 22 cm hoog, een lengte die ook bij onze beker zou passen. Opvallend is dat deze beide exemplaren géén oor hebben. Drinkgerei in de vorm van glazen fallussen was al wel bekend, zowel uit ons land (Venlo) als uit Salzburg, Trier, Herford en Mainz. Het glas uit Herford werd nota bene gevonden in de beerput bij de woonvertrekken van de abdis van Herford! Of deze glazen meer betekenden dan platvloerse humor is niet bekend, wat trouwens ook geldt voor 'onze' beker. Voorwerpen met een erotisch karakter Tussen de periode waarin de religieuze en profane insignes ontstonden en vandaag liggen vijf tot zeven eeuwen geschiedenis. De mens heeft het begrip seksualiteit op zeer uiteenlopende wijze vorm gegeven en geïnterpreteerd, dikwijls op verbluffend creatieve wijze waarbij de fantasie welhaast obsessief lijkt. De bekers, een bord uit Aardenburg (zie afbeelding) en een recent gevonden erotisch insigne uit Sluis (zie afbeelding) zijn er voorbeelden van. Ze vormen een materiële bron voor laatmiddeleeuws denken over seksualiteit en erotiek en daarmee tevens een stukje cultuurgeschiedenis. Pietro Aretino, de grootste satiricus van de Italiaanse Renaissance, schreef in 1524 dat volgens hem men 'het orgaan dat de natuur ons gegeven heeft voor het voortbestaan als hanger om de nek zou moeten dragen of als medaillon op de baret'. De vele vondsten van erotische of seksuele insignes, voorkomend in een verbazingwekkende frequentie en ongekende variëteit, hebben alles te maken met vruchtbaarheid en zeker ook met imponeergedrag. Als amuletten kregen ze van oudsher een kwaadafwerende, gelukbrengende Fallusbeker van Raeren-aardewerk met masturberende 'wildeman(afb. uit 'Schatze aus Raerener Erde Erotisch bord uit Aardenburg; rood aardewerk met slibversiering, datering vijftiende eeuw (Beeldbank SCEZ). Erotisch insigne uit Sluis Smeedtorendatering 1400-1450 (Beeldbank SCEZ).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 12