functie toegekend. Penissen en vulva's komen niet alleen voor als draagspeldjes van tin/lood, maar ook in tekstuele bronnen, bijvoorbeeld in de zogenaamde 'fabliaux', korte vaak scabreuze verhaaltjes op rijm over bijvoorbeeld als zelfstandige wezens levende geslachtsdelen. We lezen erover in de Malleus Maleficarum, de Heksenhamer, een boek over hekserij uit 1487. Ook ziet men fallussen afgebeeld in de marge van het dertiende-eeuwse manuscript Speculum Doctrinale van Vincentius van Beauvais (fol. 299v). Geslachtsdelen komen voor op allerlei voorwerpen en zijn vervaardigd uit alle denkbare materialen. We treffen ze aan op medailles, kannen, potten, borden, koperen platen, manuscripten, houten beelden, ja zelfs aan oude middeleeuwse kerken. In de Romeinse tijd hadden de talrijke fallische voorwerpen naast hun vruchtbaarheidssymboliek de al genoemd apotropaeïsche (onheil afwerende) functie. Bij het Romeinse grenscastellum Zugmantel in Duitsland zijn enige losse fallustuiten van zogenaamde penispotten gevonden, maar ook een complete tweeorige kruik met een fallustuit. Deze kruik werd opgegraven door de - zeer in archeologie geïnteresseerde - Duitse keizer Wilhelm II, die regelmatig opgravingen bezocht en dan ook spade en troffel hanteerde, deze keer met een frivole kruik als resultaat. Het is niet ondenkbaar dat deze sensuele kruik vooraf in de grond gestopt was zodat de keizer 'iets moois kon vinden'. De populariteit van deze potten strekt zich uit tot in onze tijd: enige jaren geleden zag ik in Spanje bij een keramiekcentrum een hele rij penispotten staan, van klein tot groot. Wat de betekenis is van de vijftiende-eeuwse schotel van rood aardewerk uit Aardenburg met een in slibversiering uitgevoerde ferme fallus, weten we niet. Is het een grap van de pottenbakker, of een 'dubbelzinnig' geschenk bij een huwelijk? Is er een relatie met de erotische insignes van lood/tin De jongste vondst van zo'n insigne komt zoals gezegd uit Sluis. Het stelt ëen fallusdier voor, waarop een vrouw in haar kruiwagen drie fallussen vervoert. Het is te dateren in de periode 1400-1450. In de negentiende eeuw verborg men archeologische voorwerpen met een onzedelijk karakter uit gêne in een Secretum, een 'geheim museum'. Het staat mij ook nog helder voor de geest dat, tijdens een bezoek aan Pompeii in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw, de vrouwelijke bezoekers door suppoosten werden tegengehouden bij de ingang van het plaatselijke bordeel. Dat laatste was niet moeilijk te vinden, want de in het plaveisel gekerfde penissen wezen de weg. De geschilderde vaardigheden van de dames van plezier boven de deuren van hun kamertjes werden echter te schokkend geacht om fatsoenlijke vrouwen mee te confronteren. Onzedelijkheid is echter een morele maatstaf, geen wetenschappelijke. Inmiddels ligt het Victoriaanse trauma ver achter ons, al worden bij het zien van bovengenoemde voorwerpen ook heden ten dage nog wel eens wenkbrauwen gefronst. In 2003/2004 werd in het Drents Museum in Assen een spraakmakende Portret van Pietro Aretino door Titiaan (ca. 1512). Aretino schreef zowel religieuze gezangen als literaire pornografie; Galleria Palatina, Palazzo Pitti, Florence. Aflevering 174 winter 2011

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 13