Biervliet m 22 m Aflevering 174 winter 2011 tussen eb en overvloed Barbara Van den Bossche Rinus Willemsen natuurlijke waterloop. Een voor de hand liggende verklaring voor het eerste deel van de naam Biervliet, dat dit verwijst naar het Germaansen birot beer waarmee modder of mest wordt benoemd, omdat het op modderig water slaat. In 1183 erkende graaf Filips van den Elzas de eerder verleende (stads) rechten van Biervliet. Deze, meest economische, voorrechten zijn wellicht bekrachtigd om de aanvoer en handel van vis te bevorderen. Maar de graaf handelde ook uit strategische overwegingen: Biervliet lag uitermate gunstig en dat kwam graaf Filips alleen maar ten goede bij een eventuele oorlog tegen Zeeland, dat tot het Hollandse rijk behoorde. De plaats lag namelijk in het noordelijkste gedeelte van het graafschap Vlaanderen, tegenover het toenmalige Zeeland. Economisch ging het met Biervliet in de eeuwen die volgden zeer goed. De trots van de stad was de haringvangst en -handel, die in de veertiende eeuw tot grote bloei kwam. Onlosmakelijk is met de haringvisserij de naam van Willem Beukelszoon verbonden, die het haringkaken zou hebben uitgevonden. Dat is echter niet het geval. Al in de oudheid kende men deze conserveringswijze. Wel nieuw was, dat de haringen al op zee gekaakt werden, zodra ze uit de netten kwamen, door de ingewanden via een snee onder de kieuwen te verwijderen. Hierdoor was het mogelijk de haring tot een jaar lang te bewaren. De visgronden lagen immers ver van Biervliet verwijderd. Voor de conservering van de haring was veel zout nodig. En ook dat was in de omgeving van Biervliet voorhanden. Rondom Biervliet lag een uitgestrekt veenlandschap. Uit dat veen werd zout gewonnen door middel van de zogenaamde zeinering of moernering. Het met zout water doordrenkte veen werd gedolven, daarna gedroogd en vervolgens verbrand. De zoute as werd met water vermengd en gekookt. Als het water verdampt was, hield men zout van hoge kwaliteit over. Zo kwam ook de zouthandel in Biervliet tot grote bloei. Maar de moernering leidde ook tot landvernieling en was mede oorzaak van de vele overstromingen in het gebied. Door het afgraven van het veen kwamen hele stukken land immers lager te liggen. Op het toppunt van de economische bloei kreeg Biervliet een zware klap. De stormvloed van 1375 sloeg grote bressen in de kust. Veel dorpen in de omgeving spoelden weg. De hogere ligging van Biervliet zorgde ervoor dat de stad gespaard bleef. Pas in 1404 sloeg het noodlot toe. De Sint- Elizabethsvloed maakte toen dat Biervliet een eiland werd. Dit had niet alleen sociale maar ook zware economische gevolgen. Vanaf die tijd moest steeds weer een zware strijd gevoerd worden tegen het water. Na 1500 ging het met Biervliet nog steeds slecht. De stad was niet meer in staat om in haar eigen onderhoud te voorzien. De schulden stapelden zich op en de armoede van de inwoners werd steeds groter. In 1573 werd Biervliet door de Watergeuzen veroverd en de plaats maakte

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 24