m=, Aflevering 174 winter 2011 25 5> Van de Zeeuwse Dialectverênigieng VAN DE DIALECTREDACTIE Op de Pitten in Ouddurp, kort nae d'n oorlog foto Aren Bezuijen De weerdeskundigen voorspellen dat het weer een strenge winter zal worden. We weten na twee koude winters hoe dat voelt. Toch leek het vroeger allemaal nog kouder. Dat was ook geen wonder. Huizen waren niet geïsoleerd, van dubbel glas hadden we nog nooit gehoord, en ook de centrale verwarming was nog geen gemeengoed. Als je op zolder onder de schuine kant van het dak sliep en dan 's morgens wakker werd, zat de rijp soms op de dekens. En de ruiten van het dakraam waren bedekt onder een dikke laag ijsbloemen. Het was elke ochtend bij het aanmaken van de kachel weer hopen dat die goed zou trekken. En bij mistig weer, was het soms in de kamer van de rook, die uit alle gaten en kieren in de kachel gulpte, meestal nog diezerdan buiten. Voordat je dan pas warm was! Ondanks de gestreepte pyjamabroek die je onder je gewone broek aanhield en je jaegerborstrok. En toch was er in die koude winters veel plezier te beleven. De weg wier automatisch al 'n slierbaenewant pekel strooien, daar had je nog nooit van gehoord. Hoogstens werd er tegen de gladheid wat zand gestrooid of assie uit de assielae van de kachel. De schaesen werden uit het vet gehaald en er brak een periode aan van schaatsenrijden. As kinderen deden we dat op de kerkhofslööt, steeds over een lengte van honderd meter heen en weer op je böö'ies, korte schaatsen met kleurige linten, die je stevig om je laarzen bond. En dan later had je kunstschaatsen gekregen, eerst van de losse die je dan aan de zolen van je schoenen vast kon schroeven met zo'n sleutel, die leek op die van de klok. Maar voordat het ijs dik genoeg was, had je dat al uitgeprobeerd en was er doorgezakt. En je stookte vuurtjes van droog gras om je natte kniekousen te drogen. Kousen die dan verschroeiden, en dan zwaaide er wat thuis. We gingen in Ouddorp ook wel naar de cichoreifabriek om ze daar bij de vuren te drogen, tenminste als je daar iemand kende. Aan hardrijden werd in Ouddorp nauwelijks gedaan. Op de kunstschaatsen heen en weer zwieren dat was de kunst, óverrieje werd dat genoemd, het ene been steeds over het ander Je kon dat alleen doen of als paar. Je moest dan proberen zo schuin mogelijk te hangen. Er waren er die dat zo goed konden, dat ze samen al zwierend in een hoek van 45 graden hingen. En dan ging het weer dooien, maar de ijspret was nog niet ten einde: schotsje laope was dan het parool, heel spannend. En dan er af glijden

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 27