Aflevering 178 winter 2012
Altena's naam. Geen enkele functie bekleedde hij daar. Op 20 april 1839
tekende hij wel een overeenkomst met de diaconie dat hij tegen een
honorarium van fl. 25,00 per jaar medische onderstand zou verlenen.12
Ontvanger-griffier
In het voorjaar van 1839 dingt de IJzendijkse rentmeester Johannes
Franciscus Carpreau naar de functie van penningmeester van de
Ameliapolder, waarin zijn landheer J. Lacombe uit Gent een boerderij heeft
met als pachter de weduwe van Johannes Verschoote. Zeer waarschijnlijk
heeft deze kandidaatstelling te maken met het overlijden van notaris Danël
Baert, half maart 1839. Hij was ontvanger van die polder. Carpreau gaat aan
de slag en probeert bij Lacombe steun te vinden voor zijn kandidatuur. Dat
lukt. Van zijn landheer krijgt hij een volmacht in de komende vergadering
te verschijnen en aan de stemming mee te doen. Vervolgens probeert hij
de rentmeesters van andere katholieke eigenaren te benaderen en als dat
niet lukt, neemt hij direct contact op met die Vlaamse eigenaren. Er zijn
tien stemgerechtigden, waarvan er vier van katholieke huize zijn volgens de
brief van 27 maart 1839. Op deze stemmen rekent Carpreau. Zijn strategie
is dat de twee andere protestantse Biervlietse kandidaten, Johannes Joos
de Bats (koopman en griffier-ontvanger van diverse polders) en secretaris
geneesheer Cornelis Gerardus van Altena de overgebleven zes stemmen
zouden delen. Dat pakte echter anders uit. De uitslag was ten gunste van
De Bats en Van Altena viste achter het net, evenals Carpreau.13 Binnen de
wereld van de polderbesturen moest je een heel goed netwerk hebben om
daarin een bestuursfunctie te veroveren. En blijkbaar had onze gemeente
arts dat niet.
Burgemeester
Als Cornelis bekend maakt dat hij wil terugtreden als burgemeester is Van
Altena er als de kippen bij om deze vacature op te vullen. Hij solliciteert
samen met Willem Moerdijk, een landbouwer uit de Oranjepolder.
Van Altena wordt benoemd en reist op 17 juli naar de waarnemend
districtscommissaris Jan Benedictus Bekaar in Sluis, waar hij de eed aflegt.
Tegelijkertijd geeft hij zijn functie van secretaris op.14 Zijn wedde gaat
dan ook naar beneden van fl. 225,00 naar fl. 100,00. Hij wil blijkbaar geen
combinatie. De benoeming van secretaris is een zaak van de gemeenteraad.
Naar deze functie solliciteren Gillis Baert, zaakwaarnemer en zoon van
burgemeester-notaris Daniël Baert. Maar ook Hubrecht Simon de Smidt uit
Schoondijke en particulier Jan Lodewijk Stern uit IJzendijke dingen mee.
Verder biedt zich aan de IJzendijkse zaakwaarnemer Johannes Franciscus
Carpreau en diens plaatsgenoot Du Bois. De heren uit IJzendijke vallen
al snel af: ze willen nota bene niet in Biervliet komen wonen! Uiteindelijk
wordt Gillis Baert gekozen. Met hem gaat Van Altena aan de slag tijdens een
zeer moeilijke periode waarin grote armoede heerst in Biervliet. Op 27 juli
1844 neemt Van Altena voor het eerst de voorzittershamer in het stadhuis
ter hand. In die vergadering wordt Baert gekozen en geïnstalleerd als
secretaris. Een nieuw duo dus.
Op woensdag 16 oktober van dat jaar komt de burgmeester met een
goed doordacht plan in de vergadering. Al twee jaar doet hij historisch
onderzoek naar de geschiedenis van Biervliet en graaft hij met een aantal