Aflevering 178 winter 2012 15 Het voormalige gemeentehuis van Biervliet, met de woning van Van Altena aan het eind van de straat (foto auteur). worden: in mei en oktober. De Jaarmarkt of kermis vindt plaats in de zevende week na Pinksteren op de maandag, dinsdag en woensdag. In de winter zouden de lantaarnpalen niet meer branden. Dat levert een bezuiniging op. Tevens worden er acht mannen aangesteld die zowel in als buiten de bebouwde kom tegen een vergoeding van fl. 0,50 per nacht toezicht zullen houden. Ook een vorm van ondersteuning. Om toch aan geld te komen verkoopt de gemeente 47 olmen op de Stadsweide. Daarna worden er drie reken populieren ingeplant. Met de opbrengst wordt het 'puinen' op de stadsweide betaald. Midden 1846 is daarvoor nog ruim zevenhonderd gulden in kas.16 In het najaar van dat jaar vraagt schoolhoofd Abraham Leijssenaar zijn ontslag aan. Het liep de laatste jaren niet zo lekker met hem. Herhaaldelijk had hij problemen met het gemeentebestuur en de inspecteur. In zijn ontslagbrief noemt hij die kwesties niet met naam, maar wel in algemene zin. 'Vanwege herhaalde botsingen in de gang van het onderwijs'.17 Verder stelt hij voor een pensioen te mogen ontvangen van fl. 200,00. In de gemeenteraad wordt hier uitvoerig over gesproken waarna de voorzitter met het voorstel komt dit toe te kennen, zolang de man in de gemeente blijft wonen. Begin 1847 komt er een plan uit IJzendijke binnen op het stadhuis. IJzendijke was in die tijd een centrumgemeente met twee notarissen, een aantal rentmeesters voor Vlaamse eigenaren en enige diligencediensten op Oostburg, Watervliet en Eeklo. Er waren plannen voor een goede kasseiwegverbinding met Watervliet (die er pas in 1852 kwam) en een met Biervliet en Hoofdplaat, omdat er in die plaatsen open havens waren. Het Biervliets gemeentebestuur voelde er niets voor om het IJzendijkse plan om een nieuwe weg aan te leggen te steunen. De nieuwe weg zou namelijk de oude wegen volgen, maar via de Nieuwlandsche Molen door de Zoutepolders langs Biervliet naar de Belgische grens lopen, waardoor Biervliet in een isolement terecht zou komen.18 De wegen in het gebied tussen Zwin en Braakman waren al eerder ter sprake gekomen tijdens een burgemeestersbijeenkomst in Oostburg op 26 april 1845. Rijkswaterstaat in Zeeland had de burgemeesters voor deze vergadering uitgenodigd. De staat der wegen was het enige agendapunt. Ook Van Altena was hierbij aanwezig. Het geheel stond onder leiding van de waterstaatsman Abraham Caland, die een aantal jaren eerder een Hoofdplaat had gewoond en dus goed bekend was met de streek. Voor de bereikbaarheid van Biervliet bracht deze bijeenkomst geen verbetering.19 In 1846 neemt Van Altena een heikel punt in Biervliet ter hand. Al meer dan vijftig jaar gaf de gemeente aan belangstellenden percelen grond in erfpacht. Dat waren delen van de Stadsweiden, die voornamelijk langs de Oude Stad en de Platteweg, de latere Gentsestraat, lagen. In de loop der jaren was er onduidelijkheid over de lengte van de erfpacht

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2012 | | pagina 17