Mededelingen van de Werkgroep
CultuurHistorie
Aflevering 178 winter 2012
Zeeuwen en de Nederlandse Zuidzee-expedities
27sle Historische Studiedag WCH
Honderdvijftig bezoekers uit alle delen van het land en uit België waren
op zaterdagmiddag 3 november 2012 naar Middelburg gekomen om deel
te nemen aan de 27ste studiedag die de WCH in samenwerking met de
Linschoten-Vereeniging had georganiseerd. De tot de nok gevulde grote
zaal van de Zeeuwse Bibliotheek kreeg onder leiding van dr. Anita M.C.
van Dissel (voorzitter van de Linschoten-Vereeniging) drie lezingen
voorgeschoteld die uitmondden in de overhandiging van het eerste
exemplaar van Ruud Paesies boek Voor zilver en Zeeuws belang. De
rampzalige Zuidzee-expeditie van de Middelburgse Commercie Compagnie,
1724-1727 (Walburg Pers) aan de burgemeester van Middelburg, mr. Harald
Bergmann (zie voor een bespreking 'Over boeken' elders in dit nummer).
De Leidse hoogleraar Henk den Heijer plaatste de expeditie van 1724
in het grotere verband van de ontdekkingsreizen van de zestiende en
zeventiende eeuw. De inwoners van de Republiek waren de laatsten in
Europa die op expeditie gingen, maar haalden hun achterstand snel in.
Dankzij de toestroom van kapitaal en kennis en de winstverwachting van de
specerijenhandel rustten vooral Rotterdamse reders schepen uit om via de
zuidelijke kapen de routes naar Indië te verkennen. Economisch leverden
de tochten via Kaap Hoorn niets op, maar de geografische verslagen waren
nuttig en stimuleerden plannen om in allianties met indianenstammen de
Spaanse zilvermijnen te veroveren. Deze pogingen liepen op niets uit, maar
elke volgende expeditie benutte de verzamelde kennis van de eerdere
ondernemingen.
Dit kader was het toneel voor de tweede lezing van dr. Roelof van Gelder,
die een week eerder zijn boek Een Zeeuw in de Zuidzee. Jacob Roggeveens
expeditie naar het Onbekende Zuidland (1721-1723) ten doop had gehouden
(ook dit boek wordt besproken in 'Over boeken' elders in dit nummer).
Hij bracht het thema dichter bij huis, bij de familie van de Middelburgse
kaartenmaker Arend Roggeveen. Diens plan om in de Stille Zuidzee op zoek
te gaan naar een nieuw continent Zuidland ontving weliswaar tijdens zijn
leven geen steun, maar werd na zijn dood in 1679 door zijn zoons opgepakt.
Zoon Jacob had zich door radicale religieuze sympathieën in de nesten
gewerkt, maar hij slaagde er wel in om met zijn broer Johannes de W1C
voor de uitvoering van zijn vaders droom te interesseren. Deze compagnie
zat goed bij kas en het idee werd gevoed door vertaalde boeken over
soortgelijke Engelse en Franse expedities. Drie schepen vertrokken in 1721,
maar kwamen niet verder dan het ontdekken van enkele nieuwe eilanden,
waaronder het vermaarde Paaseiland.
In de slotlezing bouwde dr. Ruud Paesie voort op de ontstane traditie. Nu
was de Middelburgse Commercie Compagnie aan de beurt om het risico te
dragen. Deze compagnie paste in het patroon van nieuwe ondernemingen
die vooral via speculatie hun winsten wilden behalen. De MCC had