SLYPERSLIEDT.
Aflevering 178 winter 2012
ICk (lijpe Schacr, en Mess' van alderhandc (hé
En Beytels, en Bylen, en ander tuyghje mé;
Siethoe ick trap en rré:
'tls om de coft van mijn begoft.
En bender by te vré.
s 3 O H 5
Stem.Wife;
Arent Piétcr Gij(èn,met Mieuwes Iaap,en Leen.
Maar ook ontplooide Adriaen veel activiteiten als boekillustrator voor
andere schrijvers, zoals De Brune en Huygens, en niet te vergeten de
prachtige illustraties in de bundel de Zeeusche Nachtegael (1623) en zijn uit
datzelfde jaar stammende bundel Tafereel van Sinne-Mal, waarmee hij zich
ook op letterkundig gebied manifesteerde. Op deze twee werken komen we
in een volgende aflevering nog uitgebreid terug.
Na de dood van zijn broer Jan, waardoor er een einde
kwam aan de artistieke bedrijvigheid van de Van de
Vennes te Middelburg, verhuisde Adriaen naar Den Haag
waar hij in datzelfde jaar lid werd van het St.-Lucasgilde
en verschillende keren als deken van dit gilde fungeerde.
Als auteur van enkele boeken illustreerde hij zijn eigen
teksten, bijvoorbeeld Tafereel van de Belacchende Werelt
uit 1635, een reportage van de Haagse kermis. In Den Haag
werd hij in 1656 medeoprichter van de academie Pictura.
Op 12 november 1662 stierf hij in deze stad.
Gravure naar een
tekening van Adriaen
van de Venne van
de scharensliep in
'Tafereel van Sinne-
Mal' (Middelburg
1623) (Zeeuwse
Bibliotheek
Beeldbank).
Jan Pietersz. van de Venne (7-1625)
Geboren te Lier vestigde Jan zich in 1608 in Middelburg.
Op 1 juli 1608 werd hij als poorter ingeschreven:
'Jan Pietersz. (vande Venne) van Liere in Brabant,
prentvercooper'. In de daaropvolgende jaren dreef hij er
zijn handel in 'schilderyen, prenten en andre frayheden'.
Na eerst gewerkt te hebben bij de boekdrukker en
uitgever Adriaen van de Vivere nam hij enkele maanden
na diens dood het hele huis en bedrijf over waarbij zijn
broer Adriaen borg stond: 'Jan Pietersz van de Venne,
Constvercooper als principael ende Adriane Pietersz. van
de Venne, schilder, broeder vande voorsz. Jan Pieterse als borghe, nemen
een hypotheek op het huis "op de hoeck vande Nieuwe Beurse'" (16 maart
1618). En daar ging hij de 'Schildery-winckel' exploiteren die zou uitgroeien
tot een waar cultureel centrum.
In 1618 verschenen Jans eerste prentuitgaven, zoals bijvoorbeeld de
schitterende reeks plano-uitgaven (soms zelfs op satijn gedrukt) die in
de jaren 1618-1625 op naam van J.P. van de Venne werd gepubliceerd.
Vooral de serie portretten naar Adriaens ontwerp van verschillende leden
van de prinselijke familie trokken erg de aandacht. Zo verkreeg hij op 18
augustus 1618 octrooi 'orarae voor den tyt van ses naestcommende jaren
in de Vereenichde Provinciën alleenlyck te mogen drucken, doen drucken
ende uytgeven naar 't leven de persoonen van syne Princelycke Extie
ende syn Extie Prince Hendrick Frederick van Nassau, by hem tot syne
costen gheel constich op koperen platen gesneden'. En op 16 april 1619
betaalden de Staten Generaal 'aen Jan en Adriaen van de Venne de somme
van drye hondert ponden van xl grooten 't stuck, van de presentatie vande
afbeeldinge op satyn, van Syne Ecx. Die Heere Prince van Oraengien ende
van Syn Ecx. Die Heere Prince Hendrick van Nassau, tot vyff ende twintich
exemplaren toe'. Nog veel ander kwalitatief hoogstaand propaganda- en
representatiemateriaal zou in deze jaren verschijnen, allemaal prestigieuze
uitgaven van formaat die hun naam en faam alleen maar bekender maakten.
Dat het ze daarbij niet alleen om winst te doen was, blijkt wel uit hun rekest
van 21 januari 1619 aan de admiraliteit van Zeeland waarin ze verklaren