Aflevering 176 zomer 2012 van de heerlijkheid laat hij kasteel Zandenburg bouwen en maakt het tot zijn residentie. Rond dezelfde tijd vestigen zich enkele vissers op de kreekrug bij de monding van de Veerse watergang, dichtbij het in opdracht van Floris IV gebouwde grafelijk slot Magdalon. De kreek wordt afgedamd waardoor een natuurlijke haven ontstaat, er wordt een watermolen gebouwd en een molenwater gegraven. Het gehucht krijgt de naam Campvere naar de veerdienst die van hier op Campen op Noord-Beveland wordt onderhouden. In 1282 krijgt Hendriks zoon Wolfert I van graaf Floris V het grondgebied in het noordoosten van Walcheren als onversterfelijk leen. De erfopvolging is hiermee geregeld en hij begint met het bedijken en inpolderen van deze gebieden. Door het breder en dieper worden van de geul die Walcheren van Schouwen en Noord-Beveland scheidt, ontstaat het Veerse Gat dat een uitstekende rede oplevert waar een groot aantal schepen gelijktijdig voor anker kan gaan. Ook door het verloren gaan van de havens Westen-Schouwen op Schouwen en Vliet op Noord-Beveland breidt de scheepvaart zich uit en neemt de handel toe. Dankzij de invloedrijke heren uit het geslacht Van Borsele groeit het vissersdorpje uit tot een belangrijke handelsstad en overtreft na verloop van tijd het nabijgelegen Zanddijk waaruit het is ontstaan. Kort nadat Veere stadsrecht heeft gekregen wordt begonnen met de bouw van de eerste muur rond de stad. Wanneer het stadsrecht is verleend is niet bekend, maar het moet ergens tussen 1341 en 1348 zijn geweest. In laatstgenoemd jaar scheldt Wolfert III van Borsele de stad de schuld kwijt die hij haar eerder heeft opgelegd vanwege deze ommuring. In 1358 wordt de bouw van de muur onderbroken, waarschijnlijk op aandrang van Middelburg. Onder Hendrik II van Borsele vervolgt men de werkzaamheden en bouwt men de muur tussen de Mijnsherenpoort en de Zandijksepoort, die in 1368 is voltooid. Bij de muur bevindt zich waarschijnlijk een overdekte weergang. Tot slot worden enige vestingtorens gebouwd en een gracht gegraven. In 1390 is de stad aan de landzijde ommuurd, door een gracht omgeven en van vele poorten en torens voorzien. Aan de zeezijde fungeert de buitendijk (Rijkendijk) als verdedigingswal. Op het erf naast Oudewacht 2 bevindt zich nog de uitgang van een onderaardse gang die waarschijnlijk als vluchtgang dienst heeft gedaan. In de Middeleeuwen kwam deze gang, die thans gedeeltelijk is ingestort, uit aan de veldzijde van de Zandijksepoort. Vanaf de Oudewacht loopt hij in de richting van de cisterne. Toen hij rond 1970 werd ontdekt, werden er verschillende baardmankruiken in aangetroffen, zodat hij mogelijk ook als schuilplaats is gebruikt. Uitbreiding van de stad In 1439 schenkt graaf Philips van Bourgondië driehonderd gemeten grond van de parochie Zanddijk aan Veere om de stad aan de westzijde te kunnen uitbreiden. Daardoor moeten de muren, torens en vesten aan die kant worden verplaatst. Er ontstaan nieuwe straten als de Mijnsherenstraat en de Warwijcksestraat. Op het eind ervan verrijzen de Mijnsherenpoort en rond 1470 de Warwijksepoort. Beide staan dicht bij elkaar, maar worden gescheiden door de Veerse Watergang die doorloopt tot de sluis op het eind van de haven. Omdat er door het uitbreken van de Hollands-

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2012 | | pagina 21