m 22 m Aflevering 176 zomer 2012 Vjor Bmcojrjsir. Aj)oi.e aan de noordzijde van de stad kennen, kan het haast niet anders of dit is het rondeel waarbij in 1566 het arsenaal wordt gebouwd. Bij archeologisch onderzoek in 1981 is komen vast te staan dat hier eerder een middeleeuwse muurtoren met een buitenwerkse middellijn van 6.20 m heeft gestaan die waarschijnlijk voor de bouw van het rondeel moest worden afgebroken. Het rondeel is gelegen in een hoek in de middeleeuwse stadsmuur en bestaat uit een cirkel en een rechthoek met een totale lengte van 14 meter. Na 1630 bevinden zich erin twee kruitkamers. Ook treffen we er een weergang geformeerd op spaarbogen aan, die overwelfd is, en daarboven een tweede weergang die overdekt is met een houten kap. Omdat sinds 1488 de admiraliteit in Veere is gevestigd, liggen er regelmatig oorlogsvloten in de haven. Het geschut, kruit, ankers, zeilen, touwwerk en lopend want worden opgeslagen in verschillende kelders in de stad. Dit brengt niet alleen ergernis, maar ook hoge huren met zich mee. Daarom sluit Karei V in 1554 een overeenkomst met Maximiliaan van Bourgondië en het stadsbestuur om 'de zwarten keete', een zoutkeet aan de noordzijde van de haven, aan te kopen en voor opslag geschikt te maken. Zes woonhuizen met hun erven moeten worden aangekocht en daarna gesloopt. Voor het getaxeerde bedrag van twintig pond Vlaams koopt de stad de zoutkeet. Omdat de eigenaresse, Marie Pietersdr., weduwe van wijlen Appolonus Stevenssen, in 1560 de koopsom nog steeds niet heeft gekregen, dient ze op 30 april een rekest in bij het stadsbestuur met verzoek dit bedrag alsnog te mogen incasseren. 'Heer Adolf van Burgonjen', heer van Veere van 1518- 1541. Uit: Gargon, 'Walchersche Arkadia', Middelburg, 2e deel 3e druk, 1755 collectie J.H. Midavaine In 1565 geeft Filips II opdracht tot de bouw van een artilleriehuis op de plaats van de als arsenaal gebruikte zoutkeet. De zes huizen staan er dan nog. Op 7 september benoemt het stadsbestuur Jhr. Jeronimus de Rollé, baljuw, en Goossen Kellenberch, burgemeester, als zaakgelastigden om met de regering over de bouw te onderhandelen. De stad neemt op zich het arsenaal te bouwen en gedurende 25 jaar te onderhouden, waarvoor van regeringswege een som van tienduizend gulden zal worden betaald. Dat dit bedrag inderdaad is betaald, blijkt uit een octrooi van 28 mei 1566, waarin Filips II tienduizend gulden voor het 'nyeuwe Artillerye huys heeft geaccordeerd'De bestekken zijn vermoedelijk gemaakt door de Italiaanse bouwmeester Donato di Boni Pellizuoli, afkomstig uit Bergamo. Op 28 september 1565 worden ze door landvoogdes Margaretha van Parma te Brussel vastgesteld. Het ene omvat het timmer-, ijzer- en loodgieterswerk, het ander het metselwerk. Op 28 januari 1566 wordt een contract gesloten met Antheunis Crieckaart, meester metselaar uit Antwerpen, die de bouw van het arsenaal voor tienduizend gulden heeft aangenomen. In het contract lezen we dat het gebouw op Sint Maarten (11 november) van dat jaar opgeleverd moet zijn. Omdat de betalingen doorlopen tot 1569 heeft de bouw waarschijnlijk vertraging opgelopen. Door de duurte van de tarwe en omdat de bouw van het artilleriehuis de financiën van de stad ver te boven gaan, neemt het stadsbestuur op 19 juli 1566 het besluit de grootste stukken geschut die in 1548 bij Remy de Halut

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2012 | | pagina 24