m
32 m
Van de Zeeuwse Dialectverênigieng
VAN DE REDACTIECOMMISSIE
Aflevering 176 zomer 2012
Als u dit nummer in handen houdt, is het inmiddels alweer zomer.
De verschijning van Nehalennia valt eigenlijk samen met de
afwisseling van de seizoenen. Schreef ik in het vorige nummer over de
voorjaarsschoonmaak, nu zal het over de inmaak gaan. Op het stukje
over de voorjaarsschoonmaak kregen we overigens leuke reacties. Zo
had Bei Cok uit Kruiningen het nummer nog maar nauwelijks in handen
of hij nam de telefoon op en vertelde mij geanimeerd dat hij destijds een
boekje had geschreven over de voorjaarsschoonmaak. In dat werkje werd
die door hem systematisch beschreven, zeer gedetailleerd allemaal. In de
Zeeuwse bibliotheek zou het boekje nog wel staan, mochten er mensen in
geïnteresseerd zijn, zo deelde hij mee. Van René Mijnders uit Goedereede
ontvingen wij een geschreven reactie. Die is in deze Nehalennia opgenomen,
zodat u die zelf kunt lezen.
Zwarte aalbessen
(foto Pau Heerschap).
De inmaak dus. Ook dat was een vaardigheid, die
nog maar weinig vrouwen beheersen. Ik kan me het
volgende nog herinneren. Als de zwarte bessen rijp
waren, werden die eerst geplukt, daarna afgeritst, in
een grote pan gedaan en in water gekookt. Als het
wat afgekoeld was, werd het geheel door een doek of
een zeef gewreven en in flessen gedaan. De schillen
werden in de kippenren geworpen en gingen daar
in de zon liggen gisten, zodat er alcohol ontstond.
Bij ons in de kippenren stond een grote appelboom
met dikke lage takken. Het was een boom van het
ras Bramley Seedling en de appels ervan noemden
wij 'zure brammen'. Niet voor directe consumptie
geschikt, want ze waren zeer zuur. Je kon er wel heerlijke appelmoes van
maken, mits er voldoende suiker doorging. Op de onderste takken zat ook
een aantal hoewnders en ook wel de haene. Toen ze van de gegiste schillen
hadden gepikt zat er niet één op een tak. Ze konden dat gewoon niet, want
door het eten van de gegiste schillen van de zwarte ellebessen waren ze
allemaal wat aangeschoten. De meeste lagen op hun zij in het mulle zand
van de kippenren. Ze keken ook niet al te helder meer. In Ouddorp hadden
we daar een prachtige zin voor: De hoewnders lagge mar wat te kaoiaogen
in 't laoie zand. Voor dat woord kaoiaogen weet ik eigenlijk geen vertaling,
maar iedere oudere Ouddorper zal begrijpen hoe de blikken van die kippen
eruit zagen. De volle flessen ellebessesop werden in de kelder gezet, maar
soms ging daar ook nog iets mis. Zo werden wij eens opgeschrikt door een
geweldige knal. Er was een fles ontploft. Zeker toch nog gaan gisten. Het
sap droop van het plafond van de kelder. Dan was er nog het bedrijf van het
wecken en ook dat ging gepaard met kennis, inzicht en vaardigheid. Allerlei
groenten en fruit werden geweckt en dan opgeslagen in de donkere kast
naast de schouwlieste in de voorkamer. Zo kon je in het winterseizoen de
visite nog eens trakteren op een glaesie weck.
Nee, dat bedrijf van het inmaken en wecken zie je niet veel meer. Bijna