renteloos voor, waarvan fl. 45.000 gebruikt werd om de matrozen van de
oorlogsschepen te Vlissingen af te danken.5
Direct werd de nieuwe regeling aan de bemanning van de Castor
voorgelezen, wat echter niet de minste indruk maakte: men eiste volledige
afbetaling, niet een paar rijksdaalders. Inmiddels waren op de Staten
Generaal 'de brutaliteiten ten hoogsten top gesteegen'. Het bleek, dat
den matroos Boudewijn Visser het volk weer had boven geroepen en
aan het hoofd van hen, 'staande met een ontbloot mes in een dreygende
houding', de kapitein wilde dwingen eerst de kisten te openen en de hele
voorraad voor de mannen bestemde plunjes aan hen uit te geven. De
officieren slaagden er tenslotte in het besluit van de scheepsraad voor te
lezen. De meesten bleken er nu toch in te berusten, behalve de onderofficier
Struykens en enkele andere radicalen, die stonden op totale afbetaling,
omdat de admiraliteit te Rotterdam naar hun mening niet meer bestond
en niets meer bezat, 's Middags werden, als onderdeel van de verrekening
die hoorde bij het ontslag, de kisten inderdaad geopend en de plunjes
uitgegeven. De muiters kregen in vrijwel alles hun zin.
De volgende ochtend, woensdag 11 februari, terwijl weer enkele schuiten
met Franse troepen aan land kwamen, begon men met het uitgeven van de
passen en de vier rijksdaalders voor elke man. Vrijwel allen accepteerden
en stapten daarop over in de drie inderhaast gehuurde beurtschuiten. Bij
het wegzeilen van een ervan - het was de schuit waarop de initiatiefnemers
van het oproer op de Staten Generaal waren, zij die hadden volgehouden
door het vertrek van de stadhouder alles kwijt te zijn - hees men
spottenderwijs de prinsenvlag ondersteboven naar de top, 'waaruyt men
alweder konde opmaken', schreef de eerste officier in zijn journaal, 'hoe
weynig principes bij hun huysveste'.
Rebellie en partijhaat
Dirk Hendrik Dit is het verhaal van het oproer van het scheepsvolk in de Vlissingse
Kolff (1761-1835), havens zoals zich dat uit enkele journalen, vooral die van de officieren
silhouet (Particuliere van de Staten Generaal, laat reconstrueren. Terwijl zij erop uit waren te
collectietonen hoe onverantwoordelijk en onredelijk het gedrag en de eisen van de
equipages waren, hoe netelig en machteloos hun eigen
positie was, en hoe zij in die omstandigheden er het beste
van maakten, geven enkele andere bronnen een indruk
van het ongeremde geweld, het totale karakter van de
rebellie en de partijhaat die in de stad heerste.
Een daarvan wordt gevormd door de herinneringen
van de al genoemde commandant van de Utrecht, Kolff.
Hij had, schreef hij in 1828, met enkele officieren en
onderofficieren geprobeerd het volk in bedwang te
houden door twee met schroot geladen achttienponders
langsscheeps te zetten, de mannen erbij, met brandende
lonten. Maar dat had allerlei 'ijselijkheedens' niet
voorkomen. Wat die nacht en de dag erna gebeurde, was
onbeschrijfelijk: 'Alle dranken waaren door hun opgesogt,
de bottelarij uitgeplundert. Alle dronken IJselijke
moord gepleegd. Vuur tussendeks gestookt, selfs in de
konstapelskamer. Het overiege slaan ik over, dog sal
nimmer uyt mijn geheuge gewist worden.'6
Aflevering 176 zomer 2012