m 10 Aflevering 177 herfst 2012 Zeeland om als consul te mogen resideren, welk verzoek werd toegestaan, onder bepaling dat de kooplieden dezer stad daar door niet het minste zouden worden bezwaard'.15 Nader onderzoek wees uit dat het gaat om Joseph de Medina, Francisco's zoon. In de notulen van de Staten van Zeeland van 18 september 1676 staat zijn verzoek om als consul te worden aangesteld. Op 29 september van dat jaar werd hem dit, onder het door Nagtglas genoemde voorbehoud, toegestaan. De notulen van 24 september 1677 vermelden dat: 'Op verzoek van den Spaanschen Consul alhier, om in verscheidene pre-eminentiën en voordelen te mogen worden getracteerd als den Spaanschen Consul tot Amsterdam, is gepersisteerd bij de Resolutiën van den 23e sept. 1676'.16 Al snel na het sluiten van de Vrede van Munster in 1648 vond er een toenadering plaats tussen Spanje en de Verenigde Provinciën. Dit vond zijn oorsprong in de opkomst van twee nieuwe gevaarlijke mogendheden, Engeland en Frankrijk. De toenadering lag niet zozeer op politiek dan wel op commercieel terrein. In 1649 werd een ambassadeur in den Haag aangesteld. De handelsbelangen werden behartigd door een aantal consuls. De eerste werd aangesteld in Amsterdam in 1652. Rotterdam volgde in 1658 en Middelburg in 1660. Dat men gebruik maakte van Sefardische Joden, was gelegen in het feit dat deze mensen contacten hadden met Spanje en Portugal. De consuls moesten er ondermeer op toezien dat er niet gefraudeerd werd. Het was bijvoorbeeld bekend dat men Portugese producten die in Spanje niet mochten worden ingevoerd voor Nederlandse producten liet doorgaan. Vanaf 1649 kwamen de Sefardiem vaak ter sprake inzake de Spaans -Nederlandse betrekkingen. Essequibo Francisco de Medina heeft een rol gespeeld bij de kolonisatie van Essequibo. Na het verlies van Brazilië, dat van 1623 tot 1654 in handen van de Hollanders was geweest, stortten de Zeeuwen zich op de kolonisatie van de 'Wilde Kust', d.w.z. de westkust van Guyana. Daar had men geruime tijd eerder al een handelspost opgericht aan de Essequiborivier bij Fort Kijkoveral en ook had men zich gesetteld aan de oevers van de rivier, Pomeroon. De kolonisatie van het gebied kwam uiteindelijk in handen van een comité dat bestond uit afgevaardigden van de drie grote steden op Walcheren, te weten: Middelburg, Vlissingen en Veere, in samenwerking met de kamer Zeeland van de West-Indische Compagnie. Het gebied aan de Essequibo rivier werd later Nova Zeelandia genoemd. Joden die daarheen wilden emigreren kregen privileges toegezegd. In oktober 1657 had een Joodse delegatie daartoe voorstellen gedaan; deze werden op 22 november 1657 ingewilligd.17 De bewindhebbers van de kamer Zeeland der W.I.C. spanden zich in twee schepen te equiperen. Eén om slaven te halen en deze naar bovengenoemde kolonie te vervoeren en de ander om de kolonisten te vervoeren. Met David Nassy, een koopman uit Cayenne, werd afgesproken dat hij voor enige honderden slaven zou zorgen en Paolo Jacomo Pinto leverde een lijst met personen die naar de nieuwe kolonie wilden vertrekken. In de notulen van de WIC van acht april 1658, vastgelegd in de resoluties betreffende de kolonisatie van Isekepe (Essequibo) lezen we het volgende: 'Paolo Jacomo Pinto levert eene memorie ofte lijste der

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2012 | | pagina 12