De Veerse vestingwerken
Aflevering 177 herfst 2012
(slot)
J.H. Midavaine1
De eerste aflevering van dit artikel is gepubliceerd in Nehalennia afl. 176,
18-29.
Engelse invasie
In 1808 laat Napoleon Bonaparte in Antwerpen tientallen linieschepen
bouwen, waardoor Engeland zich bedreigd voelt. Om Zeeland te bezetten
en daardoor de macht op de Schelde in handen te krijgen, bereiden de
Britten in het voorjaar van 1809 een grote invasie voor. Op 28 juli steekt
in Ramsgate een grote Engelse vloot met 100.000 man, waaronder 38.000
man landingstroepen met 144 stukken belegeringsgeschut, in zee. De
vloot van transportschepen die deze legermacht overbrengt is vergezeld
van een oorlogsvloot bestaande uit 36 linieschepen, 36 fregatten, een
groot aantal kleine mortiervaartuigen en kanonneerboten. Vanwege de
sterke branding kunnen de troepen niet bij Zoutelande aan wal worden
gezet en varen de schepen door naar Breezand, waar ze op 30 juli
worden ontscheept. Intussen heeft het bericht van de naderende vloot
Veere bereikt. De Hollandse generaal Stewart Jean Bruce, die het Zeeuws
Legioen met in totaal 855 man onder zijn hoede heeft, waarvan slechts
300 gewapend, vertrekt met een deel van zijn troepen naar fort Den Haak
om de Engelse landingsboten met geschut te begroeten. Bij het zien van
de grote overmacht trekt hij zich met zijn troepen terug in het Sloe. Lnt.-
kol. Bogaert, die met de verdediging van Veere is belast, geeft diezelfde
avond nog uit voorzorg opdracht twee buiten de stad staande gebouwen
in brand te steken, waaronder het schuttershof van de handboog bij de
Warwijksepoort. Verder laat hij alle bomen rond de vesting rooien. Al
om 10 uur 's avonds worden Engelse soldaten op de noordelijke zeedijk
gesignaleerd en wordt een poging om de stad bij verrassing in te nemen
vanaf de batterij op de Kat afgeweerd. Daarna volgt een offensief bij de
Warwijksepoort dat ruim een uur duurt. Bij de aanval die door 3000 man is
ingezet, vallen aan Engelse zijde veel doden en gewonden. Op de ochtend
van de 31e juli nadert de Engelse zeemacht de stad. Een tachtigtal schepen
neemt deel aan het bombardement, dat duurt van half vijf tot zeven uur,
waarna een voorstel tot capitulatie wordt gedaan. Hier gaat Bogaert niet op
in en het bombardement gaat door tot 's avonds zes uur. Aan de landzijde
worden batterijen opgeworpen en opnieuw wordt de vesting omsingeld,
maar een aanval blijft achterwege. Die avond is de verdedigingskracht van
de vesting uitgeput en op aandrang van het gemeentebestuur wordt tot
capitulatie overgegaan. Van het garnizoen hebben vier manschappen het
leven verloren en vijf zijn zwaar gewond. Tegen de middag van de volgende
dag marcheert het 2e bataljon van het 63e regiment infanterie onder
kolonel Gordon de stad in om hier garnizoen te houden. De Hollandse
troepen leggen buiten de stadspoort hun wapens af en worden op kosten
van de koning naar Holland gestuurd. In de stad wordt intussen de balans
van het bombardement opgemaakt. Het dak van de Grote Kerk en het
arsenaal zijn zwaar beschadigd. In veel huizen zijn gaten in de muren en
daken geschoten, de ramen gesneuveld en meubilair kapot. Het totaal aan