36 Aflevering 177 herfst 2012
VAN DE REDACTIECOMMISSIE
Als dit nummer op de mat valt is het intussen alweer najaar. Schreef ik in
het voorjaarsnummer over de schoonmaak en in het zomernummer over
de inmaak, de herfst is de tijd van de voorbereiding op de winter. Wij
hadden vroeger een groot hof bij het huis, waarin niet alleen producten
voor de verkoop, maar ook voor eigen gebruik verbouwd werden. Veel
Ouddorpers in het buitengebied hadden de beschikking over zo'n groot
hof. Het was immers de bedoeling dat van de opbrengsten daaruit de rente
en de aflossing van het huis betaald konden worden.
De herfst dus. De aardappels, meest Eigenheimers, waren gerooid en werden
op een hoop gestort op een laagje stro. De hoop werd afgedekt met stro en
daaroverheen werd aarde aangebracht. Zo lagen de aardappels beschermd
tegen de vorst. Rond de aerpelhaop lag nu een brede grippe (greppel), die
in de winter vol stond met grondwater. Als dat bevroren was, konden wij
als kinderen er lekker op sliere (glijden). Het aerpellof (aardappelloof) werd
verstookt. De typische penetrante, kruidige geur van de rook vermengde
zich met de homige (muffige) geur van de bladeren die verdorden. Die
kenmerkende geur van de rook van aardappelloof ruik je tegenwoordig niet
meer, want om wat tuinafval te mogen verstoken is een dure stookvergunning
vereist en als je in de bebouwde kom woont, krijg je zelfs die niet meer.
In september werd ook de juun (uien) thuisbezorgd en op dezelfde manier
opgeslagen als de aardappels. De uien lagen dan an de rik of an d'n haop.
Naast zijn handeltje in kruidenierswaren had mijn vader soms ook nog juun
om d'n dorden. Deze term vergt wel enige uitleg. Een boer zorgde ervoor
dat op zijn percelen in het voorjaar uien gezaaid werden en vervolgens
werden er liefhebbers gezocht die het hele proces in hun vrije tijd, dus
meestal 's avonds, tot de oogst voor hun rekening namen: van uitdunnen,
wieden, plukken en omkeren om te drogen. In september was het dan
de tijd dat de uien vervoerd konden worden. Dit vervoer werd door de
eigenaar verzorgd. Als beloning voor de werkzaamheden kreeg degene die
het perceel uien verzorgd had 1/3 deel van de opbrengst thuisbezorgd en
opgeslagen. Met die voorraad kon je dan speculeren. Als het donderdags
beurs was in hotel/café Akershoek werd er op
die dag vaak de vraag gesteld: 'Wat doewt de
juun van de weeke?' (Wat is de prijs van de
uien?). Nog levendig kan ik me herinneren dat
ik 's avonds met vader mee moest om op het
uienland te gaan wieden. Ik vond het vervelend
werk, want je moest steeds gebogen lopen om
te wieden. Je kreeg 'd'r piene in je rik (rug) van'.
Als ik daarover klaagde, zei vader altijd: 'Dat
kan niejt, want joe hei nog gêênêêns 'n rik!'
De 'grotere' boeren sloegen de voorraad op
in 'n juunrenne, een bouwsel van betonnen
palen, harmonicagaas en metalen golfplaten (of
dakpannen). De golfplaten werden verwijderd
en de uien werden er van bovenaf in gestort.
Vroeger stond er bij elke boerderij of klein
'n Juunrenne, 'spulletje of gedoe'ie' wel 'n juunrenne. Nu is er in Ouddorp nog slechts een
(foto Jan Verbiest). viertal van over.