m Omnibus
16 Aflevering 179 voorjaar 2013
Het openbaar vervoer op Tholen stond in de tijd dat er over een brug werd
gesproken nog in de kinderschoenen. Autobussen rijden nog geen honderd
jaar op het eiland: op 1 augustus 1918 ging de eerste auto-omnibusdienst
tussen Tholen en Stavenisse van start (een omnibus is volgens Van Dale
een groot rijtuig met banken). Eeuwenlang verplaatsten de mensen zich te
voet, te paard of met een rijtuig, en per schip over water. Pas de uitvinding
van de verbrandingsmotor - als vervanging van stoom - in de tweede helft
van de negentiende eeuw bracht daar geleidelijk aan verandering in. In 1864
bestond er een dagelijkse omnibusdienst (toen nog met paarden) tussen
het Thoolse veer en Bergen op Zoom. Vier jaar later stopte deze, tegelijk
met het aflopen van de concessie van de spoorboot tussen Middelburg en
Bergen op Zoom. Vanaf 13 september 1882 reed er zes keer per dag een
stoomtram tussen Bergen op Zoom en het Thoolse veer. In 1887 werd de
lijn uitgebreid, via Ossendrecht naar Antwerpen (ABT). In de jaren negentig
van de negentiende eeuw waren er tal van omnibusdiensten, zowel tussen
plaatsen op het eiland als naar Bergen op Zoom.
Behalve voor personenvervoer werd naar mogelijkheden gezocht voor
transport van goederen, op Tholen vooral akkerbouwproducten. In 1916
is in Utrecht een maatschappij opgericht met als doel een lokaalspoorweg
op het eiland te realiseren, met name om suikerbieten af te voeren naar
de fabrieken. De arts J.W. Weijerman was de grote voorvechter daarvan
en hij vond op Tholen jonkheer J. van Vredenburch aan zijn zijde.
Geleidelijk aan zegden alle gemeente- en polderbesturen, aanvankelijk
bang voor minder haveninkomsten, hun steun toe. Maar de plannenmakers
hadden het economische tij niet mee en kregen te maken met stijgende
grondstoffenprijzen. De uitvoering liet op zich wachten. En toen in 1925 alle
besturen, uitgezonderd de gemeente Poortvliet, hun toezegging introkken,
viel het doek voor het lokaalspoor.
Concurrentie
G. Polderman te Sint-Maartensdijk was exploitant van een auto-
omnibusdienst tussen Tholen en Stavenisse die tot 1921 functioneerde.
In datzelfde jaar weigerden gemeenten aan C. van de Klundert te Oud-
Vossemeer subsidie voor een dienst tussen Sint-Annaland en Tholen. In
1922 blies J.C. Krijger uit Goes de dienst Stavenisse-Tholen (tot aan het
veer) nieuw leven in. Hoewel gedeputeerde staten van Zeeland over dat
jaar 2250 gulden subsidie toezegden, legde de ondernemer er nog op toe.
Van de Klundert begon in 1923 een dienst van Sint-Annaland via Tholen
naar Bergen op Zoom, met drie ritten per dag. De ondernemer kreeg van
de gemeente Oud-Vossemeer 400 gulden subsidie, van de gemeente Sint-
Annaland 500 en van de provincie Zeeland 8000 gulden.
De tramwegmaatschappij reageerde op de concurrentie met een
tariefsverlaging en het invoeren van een avonddienst. Het belang van de
reiziger stond in de concurrentiestrijd niet voorop, want waar de bus in
Tholen wél wachtte op de bus uit Bergen op Zoom, wachtte ze niet op de
tram. De strijd verhevigde in het volgende jaar toen op beide trajecten nóg
een busondernemer ging rijden. Van de Klundert kreeg concurrentie van
zijn plaatsgenoot W. Klippel, terwijl de door Krijger ontslagen chauffeur M.J.
Mallekoote voor eigen rekening begon.