lj|
Het zeventiende-eeuwse culturele centrum van
de gebroeders Van de Venne in Middelburg (3)
Aflevering 180 zomer 2013 13
Ronald Rijkse
In aflevering 2 van deze serie (Nehalennia 178) hebben we uitgebreid
kennisgemaakt met de broers Adriaen Pietersz. en Jan Pietersz. van de
Venne. In deze aflevering stellen wij hun succesvolle bundel de Zeeusche
Nachtegael aan de orde.
Het voorspel
Het hoogtepunt in de uitgeverscarrière van Jan Pietersz. en in de
samenwerking tussen beide broers was ongetwijfeld de publicatie in 1623
van de succesvolle bundel de Zeeusche Nachtegael, waaraan ook Adriaens
literaire debuut, het Tafereel van Sinne-mal, was toegevoegd. Deze bundel
was een afdoend antwoord op Cats' oproep in zijn boek Silenvs Alcibiadis
van 1618. Hierin klaagde hij over het literaire absenteïsme van de Zeeuwse
poëten en stelde het tegenover de letterkundige bedrijvigheid in Holland. In
zijn opdracht 'Aen de Zeeusche ionk-vrouwen' laat hij Cupido zeggen:
Waer (sprack hy) sydy nu, waer sidy nu ghy Zeeuwen?
Hoe heb-dijt nu soo slecht? Hier voormaels waerdy leeuwen,
Doen ghy voor 't vader-lant op-settet lijff en goet,
En doen uw' zee was root, u visch was vet van bloet.
Als d'oorlooch was in swanck, doen waren hier poëten;
En, nu m'er sit in rust, is al 't ghedicht vergheten.
De weerelt is verkeert: daer Mars verweckt een liet,
Vermach de soete min, vermach daer Venus niet?
Tegenover dit zwijgende Zeeland staat het dichtende Holland waar
Heinsius, Hooft, Bredero en vele andere dichters van zich laten horen.
Dat is opmerkelijk, zegt Cats, omdat het in Zeeland toch niet aan dichters
ontbreekt. Maar ze verbergen hun licht onder de korenmaat:
Ick weet nochtans seer wel dat hier gheen cunst ontbreeckt,
Maer watter yemant schrijft, dat sluyt men als in banden,
Den nacht bedeckt u werek, en niemant macht eens sien.
Dit verwijt van Cats liet de broers Van de Venne niet onberoerd en zij
stelden, met Cats als 'projectmanager', een plan op om een verzameling
gedichten uit te geven die zouden bewijzen dat Zeeland op literair gebied
niet voor de Hollanders hoefde onder te doen: hun Zeeusche Nachtegael
zou niet langer nog een kikker zijn die slechts een 'hees ghewrock uyt
stinckende poelen' wist voort te brengen. Dat het hen duidelijk ernst was
met deze manifestatie van Zeeuws zelfbewustzijn mag wel blijken uit het
schilderij van de drukkerij waarop Adriaen het drukproces van de bundel
heeft afgebeeld (op dat schilderij kom ik in een volgende aflevering nog
terug).
In 1621 waren de plannen voor de uitgave zo goed als rond en in 1622