18
Aflevering 180 zomer 2013
ook contact met Anna Roemersdr. Visscher, die haar hogelijk bewonderde,
wat blijkt uit het feit dat die haar in 1619 een, in de woorden van Cats,
'sierlijke lauwerkrans, met eerbiedige lofdichten' heeft gezonden. In deze
bundel schrijft Johanna onder anderen dan ook een welkomstgedicht bij de
aankomst van Anna Roemers in Zeeland: 'Aen de Eerbare, Achtbare, Const-
rijcke Jonck-vrou Anna Roemers'. Verder opent zij de bundel - ook hierin
werd haar de ereplaats toebedeeld - met het gedicht 'Wapen-schild alle
eerlicke Jong-mans toe-geeygent', een tegenhanger van het wapenschild dat
Cats in zijn 'Maechdenplicht' aan de 'eerbare maeghden' had opgedragen.
Droeg het schild bij Cats een druiventros als symbool van de onbevlekte
maagdelijkheid, Johanna koos 'een tong geleyt op wijngaert-blaren' als
symbool van de oprechtheid. Waarschijnlijk heeft Cats haar gevraagd
mee te werken aan de bundel om te laten zien dat de Zeeuwen hun eigen
Anna Roemersdr. Visscher hebben en dat zou ook de nieuwe opzet van de
bundel mede kunnen verklaren.
Gravure van Adriaen
van de Venne
voorafgaand aan
het gedicht van
Johanna Coomans
'Wapenschild alle
eerlicke Jong-mans
toe-geeygent' in de
'Zeeusche Nachtegael'.
Zeeuwse Bibliotheek
/Beeldbank).
'Juffvrou Anna Roemersals doen in Zeelandt wesende' krijgt de eervolle
tweede plaats toegewezen. Zij is in het bovenstaande al meermalen
genoemd en omdat zij niet tot de uitsluitend Zeeuwse poëten behoort, laat
ik haar hier verder onbesproken.
Apollonius Schotte (1570/1575-1639)
'D. Apollonius Schotte, Raets-heer inden Hoogen Rade' is de derde in de
rij. Hij was als advocaat een man van betekenis in Middelburg, iemand
die zowel in de politieke als de kerkelijke en de wetenschappelijke
wereld meetelde, ook buiten Zeeland. Zo werd hij in 1619 benoemd tot
raadsheer in de Hoge Raad. Hij was ook een vermaard Latijns schrijver,
die correspondeerde met de groten uit zijn tijd
zoals Hugo de Groot, Dousa, Heinsius, Barlaeus
en Hooft, die hem zelfs de drukproeven van zijn
Nederlandsche Historiën zond. Hij was het ook
die Cats overhaalde naar Middelburg te komen.
Hij leverde voor de bundel een aantal bijdragen
waaronder de gedichten 'Dubbel-boere-praetje,
ofte 't soet ghevry van Lieven ende Mayken'
en het 'Zeeus-vreuchden-liedt'. Deels volledig
ondertekend, deels als A.S. en als A.P.S.
Jacob Schotte (ca. 1586-1641)
'D. Jacob Schotte, Ridder, etc. Burgemeester
der Stadt Middelburgh' volgt als vierde na
zijn broer Apollonius. Ook hij was advocaat
in Middelburg en werd in 1612 schepen van
de stad, waarvan hij na 1615 meerdere malen
burgemeester was. In 1617 werd hij ook nog
verkozen tot bewindhebber van de Oost-
Indische Compagnie. Hij behoorde in 1619 tot
het college van 24 rechters dat het doodvonnis
zou vellen over Johan van Oldenbarnevelt.
In 1620 werd hij door de Staten-Generaal
benoemd in een gezantschap naar Engeland en