Detail uit: 'De Stad VereUit: Mattheus Smallegange, 'Cronyk van Zeeland', 1696 collectie J.H. Midavaine). bij ijzer en lood het tarief voor transport naar de waag, bij de andere goederen is enkel sprake van vervoer naar pakhuis of schip.4 In 1798 kwam een eind aan de handel met Schotland en raakte de stad in verval. In de late middeleeuwen werden in Veere op verschillende plaatsen markten gehouden. Naast de gewone markt was er een garen-, vlas- en linnenmarkt, een korenmarkt, een zuivelmarkt, een palingmarkt en een vismarkt. Op de gewone markt werden veel goederen uit Antwerpen verhandeld die met het marktschip wekelijks werden aangevoerd. Op de vismarkt na, waren alle markten na 1600 verdwenen en werden alle goederen op de gewone markt verkocht.5 De scheepsbouw vormde door de eeuwen heen de belangrijkste tak van nijverheid. Van 1439 tot 1560 was ze geconcentreerd in de Warwijcksestraat en van 1560 tot de tewaterlating van het laatste schip in 1792 aan de noordzijde van de haven. Daarnaast had de stad in de middeleeuwen een bloeiende zoutnering. Tot de Franse tijd stonden er enkele zeepfabrieken, verschillende brouwerijen, een glasfabriek (1763-1773), een chocoladefabriek (1770-1785), een kaarsenfabriek (opgericht 1774), een goud- en zilversmederij (opgericht 1778), een hoedenfabriek (1780- ca. 1800) en een peperkoekbakkerij (opgericht 1785).6 Hiervan hadden zeepfabriek Het Klaverblad (1614-1810), bierbrouwerij De Meyboom (ca. 1585-1812) en de glasfabriek de meeste werknemers in dienst. Eigendom en beheer De waag behoorde evenals de molens en de kraan tot de bezittingen van de Veerse heer. De verpachting ervan geschiedde door de rentmeester die ook het beheer erover voerde. Als tijdens de verpachting niet werd geboden of het streefbedrag niet werd gehaald, bleef de waag onverpacht en droeg de waagmeester de waaggelden gedurende de pachtperiode over aan de rentmeester. Nadat Maximiliaan van Bourgondië in 1555 door Karei V tot markies was verheven werden zijn bezittingen opgenomen in het markizaat. Na zijn overlijden in 1558 gingen ze bij testament over in handen van de minderjarige Maximiliaan de Hennin, tweede zoon van zijn zuster Anna. In 1561 liet de voogd van Maximiliaan de Hennin de Grote Raad in Mechelen weten het markizaat niet te willen accepteren, waardoor het op naam kwam te staan van Maximiliaan van Kruiningen, zoon van Jacqueline van Bourgondië. Wegens de insolvente boedel van Maximiliaan van Bourgondië werd het markizaat op aandrang van de crediteuren op 12 april 1567 verkocht. Nieuwe eigenaar werd Jacob van Bossu, heer van Auxy. Korte tijd later werd het genaast door Philips II. Omdat hij de jaarrenten die op Veere en Vlissingen waren gevestigd na 1572 niet meer betaalde 22 Aflevering 180 zomer 2013

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2013 | | pagina 24