m Met kennis van de processen die in stromend water spelen rond harde 4 Aflevering 180 zomer 2013 obstakels zoals scheepswrakken kan men zich voorstellen wat er nu nog in de zeebodem kan liggen.5 Het wrak dat met slagzij - vermoedelijk over bakboord - was gezonken, is door de slijpende werking van de ter plekke krachtige eb- en vloedstromingen dieper en dieper in de zeebodem komen te liggen. Het sedimentrijke Westerscheldewater veroorzaakte tegelijkertijd in hoog tempo sedimentatie binnenin de scheepsromp. Toen er zes jaar na de ondergang sprake van was het schip op te blazen, lag het bakboord waarschijnlijk al wel drie, vier meter diep in de zeebodem en was de binnenkant al behoorlijk opgevuld met sediment. Of het nou kwam door ruiming met explosieven of door natuurlijk verval, de uit de bodem stekende constructie is op een gegeven moment zeker in delen opgebroken en losgekomen delen kunnen daarna op wind en tij zijn weggedreven en over enige afstand verspreid zijn geraakt. Het diep in de bodem liggende gedeelte bleef echter achter op de plaats van stranding en daar ligt het stellig nu nog: een min of meer intact, platliggend bakboord met de dekken omhoogstaand en grotendeels - of zelfs geheel! - afgedekt onder het zand. De vraag is alleen: waar precies, want de historische vermelding 'voor de nieuwe haven', gekoppeld aan feiten als dat men met kaapstanders heeft kunnen proberen het wrak naar de kant te trekken en dat het pas zes jaar later nodig geacht werd de hindernis uit de weg te ruimen laat ruimte voor een zoekgebied van tenminste driehonderd (west-oost) bij tweehonderd (noord-zuid) meter. Omdat er ook resten van de Walcheren verderop op en in de bodem terecht kunnen zijn gekomen, is het zoekgebied voor deze actie gedefinieerd over een oppervlak van circa 1000 x 300 m rond de plek waar vroeger de ingang naar de 'Nieuwe Haven' gesitueerd was. Werken met de sidescansonar Het grootste deel van de werkperiode was het weer maar matig, met veel wind (5-7 Beaufort) en soms sneeuw. Golven en slecht onderwaterzicht waren beperkende factoren, maar toch is alle dagen wel op locatie gewerkt. De eerste dag is het hele zoekgebied compleet met een sidescansonar opgenomen. Deze was gemonteerd in een zogenaamde Remus. Dat is een op afstand bestuurd, torpedovormig onderwatervaartuig van de DDG/KM, dat meestal wordt gebruikt om naar explosieven te zoeken. Verspreid over het hele gebied waren op deze sonarbeelden enorm veel 'contacten' te zien, maar bij bestudering bleek de standaardresolutie (op 900 kHz) aan de lage kant om hierin archeologische scheepsresten te kunnen onderscheiden, zo die al boven de bodem zouden uitsteken. De gesignaleerde contacten zouden allemaal moeten worden afgedoken voor interpretatie, maar bij het zeer slechte onderwaterzicht (0-10 cm) en de beschikbare logistiek bleek dat al snel onhaalbaar. Daarom is besloten in te zoomen op een gebied van circa 50 x 50 m waar opnieuw met de Remus opnames werden gemaakt, maar nu in de maximum haalbare resolutie (op 1800 kHz), met veel meer overlap tussen de raaien en niet alleen evenwijdig aan de kust, maar - op de kentering van de stroom - ook haaks erop. Om een aantal redenen was voor juist dit stuk gekozen: eerst en vooral omdat het optimaal past in het bovenbeschreven historische strandingsverhaal; ten tweede omdat er op deze plek inderdaad enkele 'contacten' van hard materiaal op de nieuwe sonarscan te zien waren; ten derde omdat bij een voorgaande zoek/duikactie (9-10 juli 2012) binnen dit gebied 'een

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2013 | | pagina 6