Over de bouw van 17de-eeuwse zeegaande schepen weten we in grote
lijnen inmiddels wel het een en ander, maar veruit de meeste informatie
is afkomstig uit de regio van Amsterdam en Hollands Noorderkwartier
enerzijds en uit Rotterdam en het omliggende Maasgebied anderzijds.9 Daar
zien we tegelijkertijd naast elkaar al twee scheepsbouwtradities met grote
verschillen in wijze van ontwerpen en bouwen en zelfs in de gebruikte
terminologie. Uit Zeeland weten we voor dezelfde periode veel minder.
De vondst van een met zekerheid Zeeuws gebouwd schip zou diverse
mogelijkheden bieden voor nader wetenschappelijk onderzoek, onder
andere naar de historische scheepsbouw en de specifiek Zeeuwse plaats
daarin. Daarnaast zou het enige symboliek hebben om het wrak inderdaad
in dit jaar te lokaliseren: in 2013 is het immers 525 jaar geleden dat de
geschiedenis van onze marine begon met de Ordonnantie op de Admiraliteit
(1488); en het is 200 jaar geleden dat de 'Koninklijke Marine' werd
opgericht. In Zeeland bestaat sowieso een grote interesse in de maritieme
geschiedenis en zeker in dit oude 'marineschip' dat heeft deelgenomen aan
meerdere grote zeeslagen en waarop behalve Cornelis Evertsen de Jongste
nog drie andere beroemde Zeeuwse admiralen hebben gevaren. De al
meer dan een kwart eeuw niet aflatende inzet van ST1BOZ is van die grote
interesse getuige.
Drs. Arent Vos is senior onderzoeker scheepsarcheologie/scheepsbouw bij de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Aflevering 180 zomer 2013
Noten
1. Met dank aan alle betrokken instanties en personen voor de grote inzet, met speciale
vermelding van Arjan Pomp, Arthur Scheijde en Fred Groen van STIBOZ, die geheel in eigen
tijd veel en belangrijk werk hebben verzet. Een Programma van Eisen is opgesteld door
Bernard Meijlink van WAD. Zie ook: Bernard Meijlink, 'De Walcheren teruggevonden?' Zeeuws
Erfgoed 11/3 (2012)20.
2. Doeke Roos, Twee eeuwen varen en vechten 1550-1750. Het admiralengeslacht Evertsen.
(Vlissingen 2003), 344-347; zie ook: Doeke Roos, Koning-stadhouder Willem 111 en de Zeeuwse
admiraal Cornelis Evertsen. Over een Hollands-Zeeuwse vriendschap en een expeditie overzee
in 1688. (Goes 1988), 29-32.
3. Met bijzondere dank aan Scheijde, die mij kopieën van door hem in de archieven verzamelde
documenten heeft gegeven en mij daardoor met hem mee heeft laten transcriberen en
interpreteren. Scheijde heeft een artikel over zijn onderzoek in voorbereiding, waarin naar de
relevante archieven zal worden verwezen.
4. J.C. de Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen, derde deel eerste stuk (Haarlem
1860), 191.
5. Arent D. Vos, Onderwaterarcheologie op de Rede van Texel. Waardestellende onderzoeken in
de westelijke Waddenzee (Burgzand) (Lelystad 2012), 61-70, 89-90.
6. Mondelinge mededeling van geboren Vlissinger Fred Groen van STIBOZ.
7. Wat er voor onderwaterarcheologisch onderzoek zoal nodig is aan logistiek, strategie,
methoden en technieken kan men vinden in Vos, Onderwaterarcheologie op de Rede van
Texel. (2012), 71-87.
8. In deze specifieke situatie is wel nog een andere verklaring mogelijk: oudere inwoners
van Vlissingen wijzen erop dat na de Tweede Wereldoorlog puin van door oorlogsgeweld
verwoeste gebouwen uit de stad op enige afstand van de zeedijk in de rivier is gedumpt. Dit
zou eveneens een logische verklaring kunnen zijn voor de aanwezigheid van oud metselwerk,
maar ook deze moet bevestigd worden door duikeronderzoek. Mondelinge mededeling van
geboren Vlissinger en maritiem onderzoeker/schrijver Cor Heijkoop (e.a.).
9. Arent D. Vos, Ontwerpen en bouwen van grote, zeegaande schepen op Hollandse en
Zeeuwse werven (niet gepubliceerde doctoraalscriptie, Leiden 1992; 189 blz); Arent D. Vos,
'Scheepsbouw in de Republiek: huid eerst of skelet eerst?' in: H.R. Reinders en R.Oosting
(eds.), Scheepsarcheologie: prioriteiten en lopend onderzoek. Inleidingen gehouden tijdens de
Glavimans symposia in 1986 en 1988 (Lelystad, 1991), 79-87.