Aflevering 181 najaar 2013 naar Middelburg kwamen. Zij waren als gevolg van onophoudelijke oorlogshandelingen op de vlucht voor de onveilige situatie thuis. Na de Val van Antwerpen en het calvinistische bewind aldaar in 1585 veranderde die situatie. Een deel van de bevolking van de door de Spanjaarden heroverde metropool - maar ook uit andere Zuid-Nederlandse gebieden - zocht zijn heil op Walcheren. Het ging voornamelijk om protestantse wetenschappers, kooplieden en kunstenaars. De zuiderlingen namen hun kennis en rijkdom mee. Zij hebben de bloei van het eiland in de zestiende en zeventiende eeuw bepaald. De Gouden Eeuw op Walcheren was door deze ontwikkelingen vroeg ingezet. De gouden periode is in een stad als Middelburg nog altijd zichtbaar, in de vorm van voorname zeventiende- en achttiende-eeuwse gebouwen. Op het platteland van Walcheren is die episode weliswaar minder zichtbaar, maar ook daar waren vóór 1800 duidelijke sporen van enorme rijkdom aanwezig, in de vorm van luxe buitenplaatsen. De meeste zijn in de negentiende eeuw echter gesloopt. Introductietekst bij het kohier van de duizendste penning Staten van Zeeland, inv. nr. 1770). Waarde We komen in het kohier uiteraard vele getallen tegen. De hoogtes van de in Vlaamse ponden weergegeven aanslagen en de daaruit af te leiden vermogens roepen vragen op. Wat was de waarde van het Vlaamse pond? Wat kon men doen met dat geld? Hoe was het gesteld met de koopkracht in 1622? Dat zijn interessante en tevens erg moeilijk te beantwoorden vragen. Simpelweg het pond Vlaams vergelijken met onze euro - ongeveer 2,5 maal zoveel waard - levert in elk geval weinig concreets op. Je zou met behulp van transportgegevens uit schepenakten een schatting kunnen maken op basis van onroerend goed uit die tijd, zoals een stuk grond of een huis. Ook met een dergelijke vergelijking moet je je afvragen of dat onroerend goed in een stad of in een dorp lag, of het zich in een al dan niet aantrekkelijk gebied bevond en wat de omvang ervan was. Kortom, elke poging tot een vergelijking zal natte vingerwerk betekenen. Om toch enige richting aan te geven, is een eenvoudig, praktisch voorbeeld misschien acceptabel. Eind 2011 deed ik uitgebreid onderzoek naar buitenplaats Het Blauwe Hof of Vrijburg, destijds gelegen in West-Souburg (zie De Wete, 2012 nr. 1). Dit landgoed werd enkele jaren vóór 1625 gekocht door Maximiliaan van Nispen, zoon van een Antwerpse lakenhandelaar. Het vermogen van Van Nispen werd in het kohier van de duizendste penning geschat op 20.000 pond Vlaams, waarbij we moeten aantekenen dat het vermogen van zijn broer Cornelis daarbij was inbegrepen. Gezamenlijk bevonden de twee broers zich dus net buiten de hierboven genoemde groep van 23 rijkste Middelburgers. Wat konden de Van Nispens doen met hun vermogen? We kunnen stellen dat dit niet gering was. Zij bezaten een patriciërshuis in de Noordstraat in Middelburg en een boerderij in West-Souburg, inclusief zeer veel grond. Die ■bo/u, -vS-f-Arviv

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2013 | | pagina 15