is m Aflevering 181 najaar 2013 En den Calcoenscxhen-haan met uytghesteken erop, Het Vincxken quinckeleerd', het Meesjen clom en piekte De Boomen op en neer, de Quackel spie me dicte, Het Tortelduufken soet zijn gayken niet verliet, De Pypperkens daarby, elck song zijn eygen liet, Cvcrpjj'ck Tïnxit Portret (gravure) van Johan de Brune door Theodor Matham, gemaakt in 1656. De Brune is hier afgebeeld als raadpensionaris van Zeeland. Origineel in het Rijksmuseum Amsterdam Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank Een typisch gedicht in de trant van de rederijkers. En dat is geen wonder, hij was tenslotte lid van de Veerse rederijkerskamer Missus Scholieren en vanaf 1617 tot aan zijn dood overdeken. Het is daarom niet voor niets dat hij dit gedicht eindigt met een enthousiast compliment voor de dichtende mannen en vrouwen bij wie hij nu aansluiting had gevonden. Johan de Brune (1588-1658) De volgende is 'Mr. Johannis de Bruyne, Advocaet tot Middelburgh'. Via een plichtsgetrouwe loopbaan in de ambtenarij zou hij het in 1649 tot raadpensionaris van Zeeland brengen. Zijn bijdrage aan de bundel bestaat onder meer uit een serie raadselepigrammen die hij als volgt inleidde, met een diepe buiging naar Cats: Gunstighe Leser, ick werde schielick besprongen, om yets op te soucken, dat onse jeuchdighe Nachtegael, tot een lichte pluyme mochte verstrecken. Ende hoewel ick, naer mijn natuerlicke sucht, beter versien was van vaster schachten, hebb' ick evenwel, met een tochtich besluyt, het selve in-ghewillicht. Over-siende dan, metter haest, mijn ghemengde papieren, zijn my ter hant ghevallen de luyren (om niet te seggen de leuren prullen]) van mijn nieu-geboren Muse: die geen meerder hooverdy en heeft, als dat sy den Artsch-vader van onse Zeeusche Poëten, niet alleen tot een vader, maer een lieftallighe vriend heeft. Vaert wel, ende verwacht op een ander tijd wat beters. Een mooi staaltje van retoricale bescheidenheid! Daarna volgen 25 'corte, scherp-sinnighe beschrijvinghen, die voor gheraedsels connen ghebruyekt werden', vierregelige epigrammen die opvallen door hun bondigheid en hun kernachtige stijl. Een voorbeeld: Een Wieghe. Des menschen eerste huys, wanneer hy is gheboren; Des menschen soete cruys, breeck-slaep, ghewenschten toren: Wanneer ick werd' beweeght, mijn huys-heer is in rust; Wanneer ick stille stae, het schreeuwen hem ghelust.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2013 | | pagina 20