Zeeuwse nozems in de vroege jaren zestig
Aflevering 181 najaar 2013
'Een diepe minachting voor de verkeersregels'
Jan J.B. Kuipers
Het woord 'nozem' stamt uit 1955, maar Zeeuwse nozems en 'brozems'
(bromnozems) duiken begin jaren zestig pas echt op in de Zeeuwse pers. Ze
markeren het begin van de moderne jeugdcultuur.
In het centrum van het Zuid-Hollandse Delft was in 1961 al een
bromfietsverbod uitgevaardigd, maar zó ver wilden de Zeeuwse overheden
nog niet gaan. Wel zonnen stadsbesturen in de provincie op 'verscherpte
maatregelen' tegen de lokale bromnozems, aldus een voorpagina-artikel in
de PZC van vrijdag 30 juni 1961.
De bromnozems waren jongens tussen zestien en twintig jaar. Hun
voornaamste bezigheid: brommen! De 'bromfietscircuits', de vaste
rondjes die ze in hun vrije tijd ontelbare keren knetterend aflegden,
waren 'een plaag' geworden, berichtte de verslaggever. De voertuigen
van de bromnozens 'maken opmerkelijk veel geluid, het bepaalde traject
wordt zonder ophouden gereden, met een diepe minachting voor de
verkeersregels'. De verlangde overdosis decibellen werd bereikt door het
weghalen van de knalpot.
De plaag gold vooral het 'winkelend en wandelend publiek dat niet zelden
op onprettige wijze in aanraking met deze bromfietsen komt'. Ietwat
sussend werd erbij aangetekend dat het maar een kleine groep was die,
scheurend, steigerend en zigzaggend, de overlast veroorzaakte. Een
opzichtige groep niettemin: 'De kleding is meestal net zo kleurig als het
lawaaimakend voertuig.'
Waar kon je in 1961 de overlast beleven? In Zierikzee werd het circuit
gevormd door de route Dam - Mol - Havenplein - Appelmarkt. In Goes
scheurden de bromnozems over de Grote Markt, Lange Kerkstraat,
Klokstraat, Lange Vorst- en Lombardstraat. Het Middelburgse geknetter was
vooral te vernemen op de Pottenmarkt, Markt en Lange Delft.
Terneuzen vormde nog een gunstige uitzondering: 'De voortdurend
rondrossende bromfietsen ontbreken nagenoeg.'
In Vlissingen werden de trommelvliezen getergd in de Walstraat, op de'
Kleine Markt en de Nieuwendijk.
Zat je vette kuif wel goed?
Vlissinger Henk Leij had zo'n veertig jaar later nog zeer levendige
herinneringen aan de nozems in zijn stad. Zijn gedachten gingen
bijvoorbeeld terug naar de jongens van Prins, die toen nog directeur,
architect bna/bni en grafisch vormgever van verffirma Prins moesten
worden. 'Ik kan mij nog herinneren dat zij in de jaren zestig het
jongerenbalkon van onze kerk opstoven,' schreef hij, 'al enigszins balsturig.
Zij waren wel vijf jaar ouder dan ik. Joop, Preek en Coks en zagen er
artistieker en more-well-to-do uit dan andere jongens op datzelfde balkon.
Lange jassen, kragen op, kleurige dassen, krullend haar en zowaar al in bezit
van automobielen. Zat je vette kuif wel goed, hing je broek wel juist op je
schoenen, het waren de dingen waar je het als tiener zelf druk mee had.'