Aflevering 181 najaar 2013 protestantse deel ervan. Want rooms-katholiek Oude-Tonge heeft samen met Achthuizen, zo merkte Heerschap, een apart dialect. Dat heeft óók een overeenkomstig Brabants karakter, maar verschilt in die zin dat men er de 'n' wel uitspreekt, maar inslikt. Ijzertijd Heerschap weet niet hoe lang de afzonderlijke dialecten van Goeree- Overflakkee al bestaan. Hij heeft wel vermoedens. 'Op dit eiland woonde een inheemse bevolking, misschien al vanaf het haar nul, misschien vanaf daarvóór al, de ijzertijd. Er zijn immers op de kop van het eiland archeologische vondsten gedaan uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Destijds waren de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden geen eilanden. Het was een moerasachtige delta, met hier en daar ophogingen, waarop mensen vrij geïsoleerd woonden. Die grote zeearmen van nu, zoals het Haringvliet en de Grevelingen, zijn pas in de vijftiende eeuw ontstaan, vlak na de Sint- Elisabethsvloed van 1421. Met andere woorden: het was een samenhangend taalgebied, zonder scheiding door brede zeearmen.' Onderscheid als de dialecten kennen, vormen ze tegelijk ook een gemeenschappelijke groep. Dit heeft misschien wel juist met de afwezigheid van zeearmen te maken. 'Alle dialecten van dit eiland behoren tot de Zeeuwse dialectgroep, al hebben wij niet het probleem waarmee de Zeeuwen worstelen. Zeeuwen hebben moeite met de 'h', wij niet. Als ze een goede 'h' willen produceren, op een overdreven, hypercorrecte manier, wordt het een 'g', en de 'g' wordt een 'h'. Bij hen verandert een hoge gast in een ooge hast. Dat probleem kennen wij op Goeree-Overflakkee niet, behalve weer in rooms-katholiek Oude-Tonge en Achthuizen. Daar hebben ze het niet over Achthuizen, maar over hachtuuze. 'Pcua/ Heemchdp, onbetwiste/ autoriteit op het gebied/ van/ de/ vier dlcdecten/ op Qoeneo/-0\/enficüchee/: 'Zeeuwen/ hebben/ moeite/ met: de/ Tv, wLf nietbehabve/dle/vcin/Achthuizen/en/KK-Oudez-Tontye/.' Zeeuws De dialecten van dit eiland schuilen onder de paraplu van het Zeeuws, maar het Zeeuws op zich is ook niet zelfstandig. Volgens Heerschap is het te vergelijken met het West-Vlaams. En dat is ook niet zo verwonderlijk voor geschiedeniskenners. 'Het zijn', doceert Heerschap, 'West-Vlaamse monniken geweest die in het Deltagebied de polders bedijkt hebben. Er is zelfs een oorkonde bekend van een West-Vlaams klooster, van 1060, waaruit blijkt dat het bezittingen had in de landen van West-Voorne. Dan is het logisch dat die monniken, zodra de polders bedijkt waren, kolonisten ernaartoe hebben gestuurd, om in die nieuwe polders te gaan wonen. Op dat moment gaan de talen van de inheemse bevolking en de kolonisten zich mengen. Tot op de dag van vandaag treffen we die typische West-Vlaamse invloeden aan in het dialect op voormalig Goeree. Je hoort het aan een klapje in de stemband, een glottisslag. Pietje wordt pie'ie, hondje wordt honge'ie.'

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2013 | | pagina 7