3L Nehalennia voorjaar 2014 nr. 183 Archeologisch onderzoek Na de Tweede Wereldoorlog nam een aantal vrouwelijke studenten uit Delft het initiatief om het zwaar verwoeste Sluis weer van het nodige groen te voorzien. Zelf dachten zij hierbij aan het inrichten van een stadspark en de aanplant van bomen op de stadswallen. Voor het parkje lieten zij de keus vallen op het terrein van de voormalige St.-Janskerk. Wegens deze locatie werd de toen net opgerichte ROB verzocht een archeologisch onderzoek in te stellen. Hierbij is o.a. een aantal beschilderde middeleeuwse sarcofagen aangetroffen. Dit zijn enigszins trapeziumvormige, uit baksteen gemetselde grafkamers. In tegenstelling tot Aardenburg waar de graven overwelfd waren, bleken de graven in Sluis vlak afgedekt met zandstenen platen. De lengte varieerde van 2.07 tot 2.37 m. De halfsteens muren van de grafkamers zijn na het metselen aan de binnenzijde met een dunne kalkpap bestreken waarna in de natte kalk afbeeldingen zijn aangebracht. De voorstellingen zijn altijd van religieuze aard; zo komen naast Maria met Kind, de Calvariescène (Christus aan het kruis geflankeerd door Maria en Johannes), Johannes de Doper en wierook zwaaiende engelen voor. Nadat het in de Tweede Wereldoorlog verwoeste Belfort in 1962 gerestaureerd was zijn twee fragmenten hiernaartoe overgebracht en in de huidige tentoonstelling over de geschiedenis van Sluis te zien. lijft V C s t 1 \V'r I s 1 f Na de opgraving is het terrein van de kerk verdiept achtergebleven. De contouren van de kerk zijn d.m.v. grondkeermuurtjes aangegeven. Basementen van zuilen in hardsteen liggen op de plaats van de oorspronkelijke zuilengang. De kruising van het schip met de dwarsbeuken is met een vierpas in baksteen aangeduid. De zevenhoekige koorsluiting is gereconstrueerd alsmede enkele traptreden. De toren is echter in de totale reconstructie niet opgenomen. Ook een aantal interessante bouwdetails zoals half uitgebouwde zuilen, die geplaatst waren in de kerk tegen het muurwerk, zijn bij de reconstructie weggelaten. Buitenom kwam een bestrating met ijsselsteentjes. In het park zelf zijn diverse grindpaden aangelegd. Om de belangrijkste hoeken te accentueren zijn bomen aangplant met daartussen divers struikgewas. De grafzerken zijn zoals gezegd teruggeplaatst, zoveel mogelijk op dezelfde plaats waar ze oorspronkelijk hadden gelegen. Grafkelders en grafmonumenten Na de vestiging van het Christendom, circa 800 na Christus, maakte geleidelijk aan de destijds gebruikelijke crematie van een overledene plaats voor lijkbegraving. Sinds het ontstaan van steden en dorpen en de daarbij gepaard gaande kerkbouw nam de wens om dichtbij of in de kerk begraven te worden toe. Begravingen vonden reeds de dag na het overlijden plaats, waarbij men de dode in een lijkwade gewikkeld, al dan niet in een kist, ter aarde bestelde. Diegene die het kon betalen kocht een plaats in de kerk in een gemetseld graf, dat, naar gelang van de welstand van de overledene, al of niet beschilderd was. In de 16de eeuw verdween langzaamaan het gebruik om grafkelders te beschilderen. Ook werden, in tegenstelling tot de veelal centraal in het schip van de kerk en het koor liggende grafkelders, de rijkste grafkamers tegen de zijmuur van de kerk of in speciaal daarvoor aangebouwde kapellen geplaatst. Hierdoor ontstond ruimte om tegen de zijgevel wapenborden of rouwborden te plaatsen met informatie over de overledene. Onder invloed van de Renaissance en de daarbij toenemende eigenwaarde van het individu groeide geleidelijk de wens om meer informatie betreffende de overledene op grafmonumenten en op grafzerken te plaatsen. Naast overlijdensplaats en -datum werden de titels en functies die deze in het aardse leven uitoefende breed uitgemeten. Ook het aantal personen dat in één kelder begraven werd nam gaandeweg toe. Hoewel in middeleeuwse grafkelders al begravingen aangetroffen zijn met meerdere personen, blijkt dit eerder uitzondering dan regel te zijn, in tegenstelling tot de latere begraafwijze. In de 16de en 17de eeuw ontwikkelde de persoonlijke grafkelder zich tot een werkelijke familiekelder. Man, vrouw, ongehuwde en gehuwde kinderen, broers, zusters en hun aangehuwde familieleden - ze vonden vaak gezamenlijk een laatste rustplaats in één grafkelder. De St.-Janskerk heeft een aantal zeer fraaie grafmonumenten bezeten, die echter tijdens de brand en de daarop gevolgde instorting van de kerk verloren zijn gegaan. Gelukkig is er in het verleden van deze grafmonumenten, evenals van een aantal grafzerken in de St.-Janskerk, een inventarisatie gemaakt zodat we uit die bron nog informatie hebben. Tot 1604 bleef de St.-Janskerk een katholieke kerk. Nadat de troepen van Maurits Sluis bevrijd hadden van de Spanjaarden is de kerk voor de protestantse dienst ingericht. Tot het moment van de brand bezat de kerk een tiental prachtige grafmonumenten, voornamelijk daterend Kopwand van een middeleeuws graf; opstelling in het Belfort in Sluis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2014 | | pagina 5