gezien te hebben dat Duitse vliegtuigen eerst benzine
boven Middelburg hadden gedumpt en dat bommenwer
pers daarna brandbommen hadden geworpen.22 Dat heeft
onze Franse bondgenoot niet gedaan, was de gangbare
mening. Toch waren daar fysiek veel aanwijzingen voor.
Op meerdere plaatsen lagen immers uitsluitend Franse
blindgangers.23 Het was ook te zien aan de inslagen van
granaten in de zuidelijke muren; daar waar de granaten
vandaan waren gekomen.24 De samenleving had een ander
verhaal. De schuldvraag werd al na een maand niet meer
publiekelijk besproken, want men wilde in een tijd van
steeds groter wordende tegenstellingen niet als 'fout' wor
den gezien. De toon was gezet; een mythe geboren.
Na de bezetting verschenen bij tussenpozen boeken en
artikelen die als onderwerp met elkaar gemeen hadden dat
de Duitsers de binnenstad hadden gebombardeerd. N.J.
Karhof schreef in 1945 'Het noodlot naderde evenwel de
stad in den vorm van een eskader Duitsche bommenwerpers
die zonder dwingende noodzaak - de stad was niet in staat
van verdediging - plotseling tot den aanval overging'.23 Wel
iswaar ontbraken daarvoor bewijzen en details, maar dat
deed er kort na de bevrijding niet toe. Als vanzelf kwam
Middelburg daardoor in het rijtje van de door de Duitsers
gebombardeerde steden Guernica-Warschau-Rotterdam-
Middelburg-Coventry terecht.
In de loop van de tijd werden meerdere verhalen in
vervolgpublicaties geloofwaardiger gepresenteerd door
gebeurtenissen te suggereren. In 1979 verscheen het eerste
deel van Zeeland 40-45, dat als de officiële Zeeuwse oor-
logsgeschiedschrijving werd gezien. Daarin schreef L.W.
de Bree: 'Nagenoeg tegelijkertijd gingen de Duitsers over tot
de bijna systematische verwoesting van de stadskern door
vliegtuigbommen en artilleriegranaten'. Volgens hem was
de vernietiging van de stad kennelijk het gevolg van zowel
Duitse artilleriebeschietingen als van luchtbombardemen
ten. Dat blijkt echter niet uit zijn nagelaten onderzoeksge
gevens in het Zeeuws Archief zodat die tekst, wellicht op
mythische gronden, op aannames moet zijn gebaseerd.26
In het Vergeten bombardement uit 2010 concludeert RW.
Sijnke: 'Ten slotte, de schuldvraag is duidelijk. Die ligt bij de
Duitsers. En uiteindelijk bleek het bombardement dan toch
een beschieting'.27 Ook die stelligheid is aanmatigend en
ongefundeerd te noemen; immers, nergens in zijn publica
tie toont de auteur aan dat de stad daadwerkelijk een Duits
artilleriedoel is geweest.
Mythe en monumenten
Al kort na de bevrijding werden een aantal monumenten
in Middelburg geplaatst die herinneren aan de burger- en
militaire oorlogsslachtoffers (1948), de bevrijding (1950)
en de Joodse gemeenschap (1954). Ook werden een aantal
herinneringsplaquettes geplaatst. Een monument over
de rampdag en de gevolgen daarvan werd niet serieus
overwogen. Tenslotte waren er nog steeds geen bewijzen
gevonden. Anderzijds stond de schuldvraag onder de
bevolking onomstotelijk vast: de Duitsers hadden Middel
burg gebombardeerd.
Pas na zesenveertig jaar, in 1986, ontstond een publieke
discussie om alsnog een monument te plaatsen dat moest
herinneren aan de verwoeste stad. In het Zeeuws Tijd
schrift werd de burgemeester daartoe zelfs persoonlijk
opgeroepen.28 Op emotionele gronden moest er iets
gebeuren. Daartoe kennelijk bereid, stelde de wethou
der van cultuur, Gerrit Schoenmakers (1942) voor, om
met brokstukken van de uitgebrande Provinciale Biblio
theek een monument te maken op Plein 1940. Dat werd
mogelijk omdat besloten was de voorgevel niet meer te
herbouwen aan het Koorkerkhof.29 Enkele jaren later
ontstond een variant die bekend raakte als 'De Explosie'.
Rondom de voormalige brandhaard in de binnenstad
werden resten van het barokke pand half ingegraven met
daarop de tekst: DE EXPLOSIE - 1988. Gevelrestant van
Lange Delft 64 door Duits bombardement verwoest 17 mei
1940. Met 14 brokstukken, naar de kruiswegstaties van
Christus, markeerde de kunstenaar Ko de Jonge (1945)
fysiek de omvang van het, door een Duits luchtbombarde
ment verondersteld, uiteengespatte Middelburg. Tege
lijkertijd bracht hij het 'uiteengespat' en onvervangbaar
historisch pand ook denkbeeldig tot uitdrukking. Door
bestuurlijke nalatigheid was immers duidelijk geworden
dat de voorgevel niet meer te herbouwen was vanwege de
grootschalige diefstal van ornamenten en blokken en de
desolate toestand waarin de resten zich bevonden. Met
zijn monument heeft de kunstenaar mede zijn gevoel van
afkeer willen uitdrukken over het cultureel-historisch
gemeentelijk wanbeleid.30 De gemeentepolitiek voelde zich
in die situatie erg ongemakkelijk, maar de protesten en de
kritische reacties daarover hielden op na de onthulling op
4 november 1988.31
Politiek en monumenten
'De Explosie' werd een motief om bij het vijftigste herden
kingsjaar alsnog een monument te plaatsen als 'blijvend
gedenkteken'. Op initiatief van de 'Stichting Monumenten
Walcheren 40-45' werden fondsen gezocht, tegelijkertijd
met het voornemen om elders op Walcheren nog vier
monumenten te plaatsen die expliciet moesten herinneren
aan de inundatie van Walcheren in 1944.32 Het gemeen
tebestuur kende daarvoor 40.000 gulden toe, waarna
meerdere kunstenaars werd gevraagd om een ontwerp te
maken. Op 17 mei 1990 werd het monument op het einde
van de Nieuwe Burg door prinses Juliana (1909-2009)
onthuld, waarvan de kosten op 100.000 gulden waren
geraamd. Op het voetstuk stond gebeiteld een gestolde
herinnering'.
Als lid van de Raad van State had Marinus Verburg (1920-
2009), zelf ook slachtoffer en persoonlijk sterk betrokken,
enkele invloedrijke Walcherse functionarissen persoonlijk
gevraagd om zitting te nemen in de 'Stichting Monumen
ten Walcheren 40-45'. Een elitair groepje, zei hij zelf, maar
met de beste bedoelingen. Groots en monumentaal moest
het worden. De stichting bleek al in aanvang regentesk
door zonder overleg met de bevolking of betrokkenen,
gedreven tot de realisatie van vijf oorlogsmonumenten op
Walcheren te komen.33 Het werd een politiek onderonsje
met als gevolg dat de kosten van de kunstwerken bijna
geheel door de overheid werden opgebracht. 'Gestolde