Vliedbergen: het 'Zeeuwse' van de bergjes in Zeeland
zijn er in elk geval een stuk minder dan de 38 resterende
vliedbergjes in de provincie.
Maar veel vliedbergjes hebben ooit wérkelijk gefunctio
neerd als vliedberg. We hebben het dan uiteraard over de
kernheuvels van de twee- of meerperiodenbergen. Die
dateren immers uit de tijd vóór de grootschalige bedij
kingen, een proces dat op de Zeeuwse eilanden ruwweg
op gang kwam na de grote vloed van 1134. Misschien was
ook de vernatting van de bodem door inklinking van het
veen een reden voor het opwerpen van die kernheuveltjes.
Die kernterpen waren veelal (semi)permanent bewoond,
getuige de vastgestelde aanwezigheid van afvalpakketten,
houten gebouwresten en haardplaatsen. De oudste stam
men al uit de Karolingische tijd, de negende of misschien
zelfs de latere achtste eeuw. Maar de meeste dateren uit de
elfde/twaalfde eeuw.
Groot aantal
Een andere bouwsteen voor het Zeeuwse van de bergjes
in Zeeland is het grote aantal. Toegegeven, bij de Friese
variant van onze vliedbergen, de 'hege wieren', gaat het
ook om een stevig aantal. In 1718 telde men er nog onge
veer 120, nu zijn er nog 5. Niettemin telt de groslijst van
Zeeuwse kastelen en motteterreinen circa 285 objecten,
waarvan ongeveer driekwart bergterreinen betreft. We
hebben nu zoals gezegd nog 38 bergjes over. Grof gezegd
is er bovengronds dus ongeveer 18 procent overgebleven
van wat we ooit aan objecten hadden, voor zover we nu
weten tenminste. Want er worden nog steeds terreinen aan
de lijst toegevoegd, door moderne prospectiemethoden of
bestudering van google earth of als bijproduct van archeo
logische waarnemingen. Onlangs nog een terrein aan de
Stolpweg bij Nieuwerkerk bijvoorbeeld.
Jan J.B. Kuipers
Er zijn gelukkig ook andere argumenten die de typisch
Zeeuwse aspecten van de bergjes in deze provincie onder
steunen. Allereerst is er de omstreden naam 'vliedbergen',
die onverstoorbaar in de titel van mijn bijdrage staat.
Ik blijf voor de Zeeuwse bergjes graag die traditionele
naam 'vliedberg' gebruiken, omdat deze verwijst naar een
geschiedenis van opvattingen die intussen onlosmakelijk
behoort tot de regionale cultuurgeschiedenis.
Veel historici en archeologen gebruiken zoals u weet het
liefst de naam 'kasteelbergjes' of kortweg 'bergjes'. In die
laatste benaming zie ik niets, die maakt onbedoeld een pre
tentieuze indruk. Van bergen of bergjes is bij veel exempla
ren immers totaal geen sprake. Kijk bijvoorbeeld naar de
berg aan de Bieweg bij Zanddijk, of naar de Duivelsberg in
Kapelle. Dat zijn nog maar flauwe welvingen in het terrein
en toch willen we ze niet graag uit ons bestand missen.
Stelbergen, kernheuvels
In strikte zin is die naam 'vliedberg' dus fout of, beter
gezegd, achterhaald. Vorige generaties, al sinds de vijf
tiende eeuw, meenden dat de Zeeuwse bergjes dienden
als vluchtplaats voor mens en vee bij hoge vloed. De
bergjes dateerden in deze visie uit de tijd vóór de bedij
kingen. Het was geen vreemd idee: buitendijks, op de vele
schorren (kwelders) in de zeearmen, lagen immers ook
aarden bergjes. Dat waren de bekende 'stelbergen'. En dat
waren inderdaad verblijfplaatsen tijdens (hoge) vloed
voor herders en hun schapen. Er zijn er zoals u weet nog
enkele over in de provincie, met name de hollestellen van
Sint-Philipsland en die van Kattendijke/Wemeldinge. Het
Dat grote aantal Zeeuwse bergjes wordt vooral in verband
gebracht met het afwijkende Zeeuwse erfrecht, waarbij am
bachtsheerlijkheden in principe 'oneindig' splitsbaar waren.
Hoe meer (steeds kleinere) ambachtsheerlijkheden, hoe
meer ambachtsheertjes uit militaire maar vooral ook sta-
tusoverweging een eigen bergje wilden hebben. Overigens
is sinds de kasteelbergtheorie van Tack uit 1938 de 'auto
matische' koppeling van bergterreinen met mottekasteeltjes
alweer genuanceerd. Sommige bergjes waren molenberg, of
een 'lustberg' (een 'folly' avant la lettre). Een raadselachtig
geval in dit verband is de berg van Sint-Jan ten Heere bij
Aagtekerke. Die is in de negentiende eeuw opgehoogd tot
lustberg met grond die vrijkwam bij het graven van vijvers,
maar een veldkartering in de jaren veertig van de twintig-
Een tijdje geleden zag ik een documentaire over een Parijse tekenaar die omslagtekeningen had gemaakt voor The New
Yorker. Aan de art director had hij gevraagd: 'Wat maakt een tekening tot een typische omslagtekening voor The New
Yorker?' Na geruime tijd kwam het antwoord: 'Een typische omslagtekening voor The New Yorker is een tekening die op de
omslag van The New Yorker heeft gestaan.' Een geweldige cirkelredenering, die we ook kunnen toepassen op mijn onder
werp:'De bergjes in Zeeland zijn typisch Zeeuws omdat ze in Zeeland liggen.'
De Duivelsberg in Kapelle (foto RCE, Amersfoort).