Besnijdenisperikelen in Zierikzee
Nehalennia najaar 2015 nr. 189
Jan Kouwen
De Kitsoer Sjoelchan Aroech, een soort compendium
waarin de praktische zaken met betrekking tot het joodse
leven beschreven staan, zegt in 163:1 'Het is een mitswa
(gebod) voor de vader om de zoon te besnijden.Juist
aan dit gebod kan Frenk niet voldoen.1
De integrale tekst van de brief is als volgt:
'Aan de Wel Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wet
houders der Stad Zierikzee.
Geeft eerbiedig te kennen de ondergeteekende Abraham
Frenk, van beroep koopman, wonende binnen deze Stad:
Dat des ondergeteekende huisvrouw Sara Cohen, op Vrij
dag den 14den dezer maand, is bevallen van een zoon, die,
zooals UEdel Achtbare wel bekend is, volgens de voor
schriften der Israëlitische geloofsleer, reeds moest besneden
geweest zijn, doch daar zich geen persoon, tot die verrigting
bevoegd, bevindt, en de ondergeteekende te onvermogen
is, om zoo iemand van Middelburg of Dordrecht, op Zijne
kosten hier te ontbieden, en hij er tegen opziet, om Zijne
Vrouw en kind in dit saizoen aan het gevaar eener reis
bloot te stellen, waartoe hem trouwens buitendien ook
de middelen ontbreken, Zoo heeft hij zich gewend tot het
Kerk- en Armbestuur der Israëlitische gemeente, ten einde
tot één dezer beide eindens ondersteuning te verzoeken,
doch welke hem plat uit is geweigerd, met te zeggen, dat er
geen geld in kas was, en Zij mij niet konden helpen.'
Dat de adressant, hoezeer niet ongeneigd om te gelooven,
dat er werkelijk onvermogen bestaat, echter ook vermoedt,
dat er in dezen ook onwil plaats heeft, alzoo hij reeds heeft
moeten ondervinden, dat hij, door ééne late te huiskoming
verhinderd, zijn Sabbathspligten niet hebbende kunnen
waarnemen, Zijne kinderen om die reden de school zijn
ontzegd.
Dan, hoe dit ook zijn moge, dit is zeker, dat Zijn kind tot
'Het is een mitswa (gebod) voor de vader om de zoon te besnijden, of om een andere jood hiermee te eren en hem op
dracht te geven om het kind te besnijden.' Een brief uit 1845 laat zien dat dit niet altijd eenvoudig is. In het archief van de
gemeente Schouwen-Duiveland bevindt zich, in de 'correspondentie van de stad Zierikzee 1845' onder volgnummer 1121,
een opmerkelijke brief, gedateerd 26 november 1845. Waardoor deze brief opvalt, is het onderwerp. Het gaat over het niet
in staat zijn om aan een religieuze verplichting te voldoen. In dit geval het uitvoeren van de besnijdenis van de zoon van
Abraham Marcus Frenk. Zierikzee had in Frenks dagen een kleine joodse gemeenschap van zo'n vijfenvijftig personen.
Bernard Picart (1673-1733). Besnijdenis 1726;coll. Rijksmuseum, Amsterdam.