Nehalennia najaar 2015 nr. 189 Elia'. Dit is, omdat Elia gezien wordt als de beschermer van het kind: als 'engel van het verbond'. Voor de daadwerkelijke besnijdenis spreekt de moheel een aantal zegenbedes uit. Onder andere: 'Geprezen G'd, die ons geheiligd heeft en ons de besnijdenis heeft bevo len.' Daarna vindt de eigenlijke besnijdenis plaats. De besnijdenis bestaat uit drie opeenvolgende handelin gen: de Mila, waarbij de voorhuid wordt afgesneden; de Peri'a, waarbij de membraam onder de voorhuid met de nagels teruggeschoven wordt, en de Metsietsa, waarbij bloed uit de plaats van de besnijdenis gezogen wordt. Na afloop spreekt de moheel opnieuw een aantal zegenbedes uit en noemt het kind bij zijn Elebreeuwse naam.10 Hij be sluit de ceremonie met een handoplegging op het hoofdje van het kind waarbij hij de wens uitspreekt dat het kind zal: 'groeien, rijpen en braaf mag worden'. Na het ritueel volgt een Se'oedath Mitswa, een feestmaal ter ere van het uitvoeren van het G'ddelijke gebod." Het is het moment voor toespraken en het heffen van het glas. Het is ook gebruikelijk dat er een pijoet, een gedicht, wordt uitgesproken waarin het verbond van Abraham, de besnijdenis van het kind en de verplichtingen van de ouders ter sprake komen. Na de Se'oedath Mitswa is het gebruikelijk dat de moheel nog enige dagen toezicht houdt op de gezondheid van het kind. Meestal duurt dit een dag of drie. Hij is deze tijd de gast van het jonge echt paar. Rabbijn dr. J. Soetendorp schrijft dat het tegenwoor dig heel anders gaat. 'Het is nu geworden tot een sombere ceremonie, die alleen nog maar hier en daar bij wijze van uitzondering tot echte, grote gemeenschappelijke feeste lijkheid leidt.'12 Maar in 1845 was er nog duidelijk sprake van een andere beleving: 'een gewigtig hoofdpunt'. De tweede vraag die dan ook gesteld moet worden is die naar de sociale en financiële status van het gezin en de betreffende joodse gemeenschap in het algemeen. Wat valt daar nog van te achterhalen? Abraham Marcus Frenk is op 8 niesan 5557 (4 april 1796) te Rotterdam geboren. Hij is het derde kind in het gezin van Markus Henoch Frenk en Saartje Levij, dat in totaal vijf kinderen telt. Zijn berith milah was op 16 niesan 5557: op de achtste dag. Hij kan als koopman voor 1830 te Brouwershaven heb ben gewoond, al is het eerder aannemelijk dat hij zich te Zierikzee heeft gevestigd. Brouwershaven is wel de plaats waar hij op 28 niesan 5590 (21 april 1830) in het huwe lijk treedt met Sara Mozes Cohen; dochter van de slager. Sara is geboren te Zevenbergen op 8 chesjwan 5570 (18 oktober 1809) en woonde sinds 1 mei 1827 te Brouwers haven op het adres Markt 12. Bij het huwelijk zijn twee getuigen uit Zierikzee aanwezig: Lion en Hendrik Frenk, broers van Abraham. Beiden zijn ook 'koopman' van be roep. Het echtpaar Frenk-Cohen krijgt twaalf kinderen: zes jongens en zes meisjes. Salomon, de (niet met naam genoemde) zoon waar het bij de besnijdeniskwestie om draait, is het negende kind. Het echtpaar heeft zich rond 1 juni 1830 in Zierikzee gevestigd; het eerst op het adres Meelstraat 49. Alle kin deren zijn in Zierikzee geboren. Het echtpaar is, tot aan het overlijden 'na een langdurig doch geduldig lijden'13 van Abraham op 25 tewet 5632 (6 januari 1872), binnen Zierikzee meer dan negen keer verhuist. Sara overleefde haar man ruim vierentwintig jaar en stierf te Zierikzee op 10 adar 5646 (15 februari 1896). Beiden liggen begraven op het joodse kerkhof te Zierikzee. Armbestuur De informatie over de Zierikzeese jaren van het echtpaar Frenk-Cohen is zeer beperkt. Officiële stukken zijn (nog) niet aangetroffen. Het 'officiële archief' van het kerk en armbestuur is niet in het archief van de gemeente Schouwen-Duiveland aanwezig. Na de formele opheffing van de synagoge op 18 juni 1922 werden deze stukken, waarvan de oudste dateren uit de tweede helft van de negentiende eeuw, in eerste instantie overgedragen aan de hoofdsynagoge te Middelburg, om uiteindelijk in het Zeeuws Archief te belanden.14 Ouder materiaal is of verloren gegaan of zou misschien in de (nog niet volledig geïnventariseerde) archieven van de hoofdsynagoge van Middelburg kunnen worden ontdekt. De oudste financiële gegevens van het armbe stuur, die wel in het archief van Schouwen-Duiveland te vinden zijn, gaan terug tot het jaar 1823. Het betreft de begroting voor dat jaar. Aan de inkomstenkant verwacht het bestuur vanuit de 'armbuschen' een bedrag van 6,-. De uitgavenkant is aanmerkelijk hoger: 101,-. Een overschrijding van 1683 procent van de inkomsten. Maar dit moet enigszins worden genuanceerd. De landelijke overheid had in 1818, in het kader van de 'gelijkstaat der joden', besloten dat dit ook betekende dat de plaatselijke joodse gemeenten financieel gesubsidieerd moesten worden gelijk elk ander kerkelijk genootschap. Maar dan moest daarvoor wel een apart armbestuur worden opgericht.15 Vermoedelijk is het armbestuur in Zierikzee rond de tijd van die begroting van 1823 opgericht. In het gemeen tearchief van Schouwen-Duiveland is een brief van de 'Manhigim' (bestuurders) der Nederlandsche Israëlitische Ring Synagoge' met daarin een 'eerbiedig verzoek van eenige geldelijke ondersteuning tot onderstand hunnen armen'.16 De brief is ondertekend door Zadok Levi van Os, 'opzigter' en Isaac Wessels, penningmeester. Om de tekorten van het armbestuur te beperken vragen de bestuurders - vanaf 1833 - bijna jaarlijks toestem ming van de burgerlijke gemeente om onder de bevol king van de stad Zierikzee te mogen collecteren ten bate 11 Frans mes; coll. Kestner Museum, Hannover.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2015 | | pagina 13