BRAZILIË Nehalennia najaar 2015 nr. 189 Gelukkig is Van Baerle's boek door Samuel Pierre 1'Honoré Naber in het Nederlands bewerkt en in 1923 in Den Haag uitgegeven onder de titel: Nederlandsch Brazilië onder het bewind van Johan Maurits Grave van Nassau, 1637- 1644. De Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg heeft deze Nederlandse vertaling in haar collectie, een indrukwek kende uitgave waaraan maar liefst 67 kaarten en prenten zijn toegevoegd. Ghyselin in De Barlaeus In de volgende passages wordt Johan Ghyselin in De Bar laeus genoemd en beschreven. Op 23 januari 1637 arriveerden eerst gouverneur Jo han Maurits en Adriaen van der Dussen in het oostelijk kustgebied van Brazilië. Dat gebied valt onder de huidige deelstaat Pernambuco. Drie dagen later kwamen Matthias van Ceulen en Servatius de Carpentier aan. 'Den 2den Maart is Johan Gijsselin gevolgd, die een zeer stormachtige reis had gehad' (p. 41). Ghyselin nam zitting in de Hoge en Geheime Raad, samen met Van der Dussen, Van Ceulen en De Carpentier. Zij worden in De Barlaeus 'steunpilaren in de uitoefening van het gezag' genoemd. Het koloniebe- stuur stond onder leiding van gouverneur Johan Maurits. Ghyselin wordt een aantal pagina's verderop geroemd. 'In deze werken [daarmee wordt bedoeld 'de waakzame vlijt en activiteit' van de raadsleden] hebben Gijsselin, Van Ceulen, Van der Dussen, De Carpentier en anderen zich loffelijk onderscheiden, [zij worden geprezen omdat zij hoogstpersoonlijk betrokken waren bij de uitvoering van hun taken] die, op dienstreizen [expedities], bij de herstel ling der forten, bij de zorg voor de victualiën [proviand] en legerbehoeften, bij de aanvoering van soldaten en van bootsgezellen [matrozen] waardig zijn gebleken om zoo gewichtigen aangelegenheden te bestieren' (p. 58). Twintig pagina's verderop wordt verhaald over de expe ditie naar Sergipe. Johan Maurits blijkt dan al gedurende drie maanden koorts te hebben. Overste Van Schoppe vervangt hem. Van Schoppe wordtvergezeld van Johan Gijsselin, lid van de Hoogen en Geheimen Raad, als medeaanvoerder [van een legereenheid] en deelheb ber in alle geheimen. Er waren nu 2300 soldaten onder de wapenen benevens 400 Brazilianen, die de Graaf [Johan Maurits] uit hunne dorpen had opgeroepen en 250 bootsge zellen die Gijsselin, met loffelijken ijver van het tot den krijg benoodigde had voorzien (p. 78). Het volgende fragment gaat over het Beleg van Bahia de Todos os Santos, ofwel het beleg van de Allerheiligenbaai, bij de stad Salvador in april 1638.Zonder uitstel is hij [Jo han Maurits], na zich het Lid van de Hoogen en Geheimen Raad Gijsselin als lid van zijn krijgsraad te hebben toege voegd, den 8sten April van Pernambuco uitgezeild en met een gunstigen wind in zee gestoken om, na een allervoor- spoedigste reis, den zesden dag voor de Allerheiligenbaai aan te komen - eene reis die in dit jaargetijde anders vier of zes weken pleegt te vereischen' (p. 96). Dan wordt het overleg beschreven tussen de raadsleden en vervolgens gaat het over het noodgedwongen opgeven van de strijd in de Allerheiligenbaai wegens zware stormen. 'Want zoo hevig traden deze stormen op, dat op één nacht 12 schepen van de ankers werden geslagen, met groot gevaar van het er niet zonder aanvaring en schipbreuk te zullen afbrengen. Zoodat onze Bevelhebber [Johan Maurits], wel wetende dat krijgsverrichtingen niet immer aan 's aanvoer ders wenschen beantwoorden, met Raadslid Gijsselin en in tegenwoordigheid van verdere tot land- en zeemacht behoorende opperofficieren, den tegenwoordigen stand van den krijg, den staat van het kamp en alle ter zake dienende factoren zorgvuldig heeft overwogen:...' (p. 100, 101). Er volgt dan een hele reeks redenen waarom het beleg werd opgegeven. Die opsomming wordt hier achterwege gelaten. De verdiensten van Ghyselin worden aangestipt met de woorden: 'Niet minder heeft zich Johannes Gijsselin verdienstelijk gemaakt, die ook voor de tweede maal naar Nederland zou keeren en de aankomst afwachtte van de nieuwe Raadsleden wien hij zijn dienst en ervaring zou overgeven. Hij had zich eenige jaren her zoo door ijver voor zijn ambt als in krijgsaangelegenheden onderscheiden. Want hij had het Castello Real in de Afogados [het achterland van Recife, nu de naam van een wijk van die stad] met hoop op goeden uitslag aangevallen - zij het dan, dat deze niet is verwezenlijkt - en hij had den troep wijd en zijd in de zuidelijke gewesten laten patrouilleeren op zoek naar Portugeesche suikeren. Ja, hij was ook naar Parayba [gebied in het binnenland] geweest en naar de ommelanden van Kaap Sint Augustyn [Cabo de Santo Agostinho], alwaar hij het fort Puntal heeft ingenomen hetwelk zijnen naam heeft verkregen.' Die laatste opmerking is niet juist, want dit fort werd genoemd naar raadslid Adriaen van der Dussen (p. 149). maer als ons leger onder 't beleyt van d'Heer Johan Gijsselin en [plaatsvervangend] Gouverneur Sigismundus Van Schoppe, Sijn Excellentie sieck sijnde, [Johan Mau rits was door koorts geveld, zie p. 78] nae de conqueste van Rio Grande, naer Sergipe afgesonden wert, sijn alle d'inwoonders naer de Bahia geretireert [(teruggetrok ken] en is voorts door ons volck alles aldaer gedistrueert CASPAR BARI.ABUS nederlandsch JOHAN MAURITS GRAVR VAN NASSAU HISTORISCH (IEOGRAPHISCH ET HNOGRAPH1SCH S. P. I. HONORÉ NABER ARTINIJS NU HOK F De titelpagina van De Barlaeus, met links een portret van Johan Maurits van Nassau-Siegen. co»

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2015 | | pagina 5