Een rapport uit 1963, Tussen Wal en Schip6, geeft aan dat
er toen 26 parlevinkers in Wemeldinge waren en 42 in
Hansweert. De meesten hadden vaste klanten, maar som
migen, zoals Cees Quakkelaar, bakker uit Hansweert, le
verden aan verschillende schippers:
'Ik had tassen en een mand. En daar ging dan van alles
in en dan ging ik naar de sluis de schepen langs, "koeken
of brood, brood of koeken?" Proberen te verkopen, en dan
zeiden ze of ja of nee natuurlijk. Dus ik had eigenlijk geen
vaste klanten. Een enkeling die ik dan wel eens wat anders
bracht, maar meestal, dan, meestal niet. Ik zat meestal in
het vrije werk.
En ja, dan had je de ene keer, als je mist had gehad dan ging
het slecht, en als het druk was de andere dag dan had je
soms te kort. Dan ging je wel eens bij een collega, "hadden
jullie nog wat want ik heb niks meer".'
Parlevinken of leuren was zwaar werk. Tonnie Polderman,
de schoondochter van parlevinkster Marie Polderman,
spreekt haar ontzag uit voor wat haar schoonmoeder
moest doen nadat haar schoonvader ziek geworden was:
Dan ging ze naar de sluis en dan zag ze de schepen en toen
vroeg ze of ze groenten wilden hebben... Ging ze weer terug
naar het winkeltje en had ze zo'n opoefiets. Ja daar ging
soms 75, 50 kilo aardappels tussen 't stuur hoor...En dan
had ze van die manden met van die hengels, die hingen aan
het stuur met groenten en appels en peren erin, en zo leurde
ze hele dagen.'
Oliehandelaar Jan Warbout, die op jonge leeftijd voor zijn
schoonouders in Wemeldinge, de familie Dagevos (die
hooi verkocht aan sleepboten), ging werken, herinnert
zich de grote concurrentie op het water toen hij voer met
olie:
Wij zaten in de wat grotere hoeveelheden, en Ribbens
[Hansweert] ook, veelal Belgische klanten. Tachtig procent
van onze clientèle was Belg, waarvan een groot aantal sleep
boten door dat bunkerbootje dat we hadden, dat was een
klein maar wendbaar ding, die 18 kuub. Plus hadden we
daar een kuub of 6 drinkwater bij en dat hadden de mensen
heel graag. Dus ja, dat was tegen elkaar op hè. Normaal
had je prijsafspraken, zo van we verkopen 100 gulden zal ik
maar zeggen per kuub [860 kilo]. Ja dat ging een tijdje goed
en dan ging één weer een paar poetslappen erbij geven en
dan [is er] zo altijd wel een strijd geweest.'
In Hansweert, dat vanwege de vele cafés 'Klein Antwer
pen' werd genoemd, gingen de schippers vaak aan wal.
Zoals Cees Quakkelaar zegt, legde dat de caféhouders geen
windeieren:
'Die cafés zaten helemaal vol, want vroeger ja dan bellen ze,
en dan weten ze waar of datje zit. En vroeger, wie had er
telefoon? Aan boord? Aan boord geen een, en dan moesten
ze telefoneren, dus iedereen moest telefoneren. Even telefo
neren, dat was altijd de mooiste smoes dat er was hè. Dan
gingen ze om 6 uur telefoneren, en dan kwamen ze 's nachts
om 12 uur terug.'
Vernieuwing
In de jaren zestig werden plannen gemaakt voor een
nieuwe waterverbinding tussen Noord en Zuid: het
Schelde-Rijnkanaal. Dat ging in september 1975 open. De
scheepvaart en dus ook het aantal parlevinkers door het
kanaal door Zuid-Beveland namen drastisch af. In 1993
werd het kanaal verlegd om Wemeldinge heen. Het kanaal
is nog wel steeds een route die veel wordt gebruikt. Cijfers
van Rijkswaterstaat laten zien dat in 2007 52.469 schepen
Marie Polderman, het 'sinaasappelvrouwtje' (coll. Tonnie Polder
man).
Parlevinker met roeiboot, 1958 (coll. J. Midavaine).
Parlevinkers in Wemeldinge. V.l.n.r. Piet Meijaard, Bram Dagevos,
Janus Ruissen, Izaak Daane, Jan Koopman, Leo Walrave, Adri van
Nimwegen (coll. Adri van Nimwegen).