"Om de molen aan de gang te houden"
Nehalennia zomer 2016 nr. 192
Jacob Lijbaart
In de zomer van 1985 gaf huisschilder-in-ruste André Lijbaart mij een katern te leen. Dat bevatte 70 ongenummerde brie
ven uit 1837, geschreven door Jacobus Lijbaart. Het waren gedateerde conceptbrieven. Dit handschrift was jarenlang in de
familie bewaard. De brieven heb ik destijds uitgetypt en het origineel terugbezorgd bij de eigenaar. De afschriften heb ik
op zolder bewaard en ik meende dat nu de tijd gekomen was ermee naar buiten te treden. Later bleek de briefschrijver de
over-betovergrootvader van André te zijn. "Vriend, om de molen aan de gang te houden met Geensen vertrouw ik dus U
Een goede Prijs voor dezelve zult bedingen" is een zinsnede uit één van de brieven gericht aan de heren Van Burg en Fok
ker in Middelburg. Anthonie Geensen is beurtschipper uit Biervliet die regelmatig naar de Zeeuwse hoofdstad vaart waar
de firmanten voor Lijbaart graan inkopen.1
Rinus Willemsen
Schrijver van de brieven is, zoals gezegd, Jacob Lijbaart uit
Biervliet. Hij werd geboren in 1792. Zijn vader was mole
naar op de enige molen van het stadje. Ook opa van vaders
zijde, Pieter, was molenaar geweest en wel in Retranche-
ment. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Abrahams
Jacob zat in het plaatselijk stadsbestuur nog voor de Fran
sen in Biervliet verschenen. Bij het planten van de vrij
heidsboom was Pieter actief betrokken: hij was vrijwilliger
bij het dragen van de boom naar de Markt.3 In de Franse
Tijd bleef hij in het stadhuis op zijn plaats, onder andere
als gemeenteontvanger.4 Toen de Fransen vertrokken
waren, bleef hij weer aan de bestuurstafel zitten. Bijna tot
zijn dood in 1837. De gemeentesecretaris verzocht na zijn
sterven aan de erfgenamen om de thuisliggende papieren
in het gemeentearchief te deponeren.5
Zoon Jacob trouwde met Cathelijntje Schijve op 19 april
1815, nadat ze op 10 juni 1814 was bevallen van dochter
Maria Jacoba. Het jonge gezin vertrok naar Schoondijke.
Cathelijntje (1796) was de dochter van herbergier Isaac
Schijve, die getrouwd was met de veel oudere Catharina
Jansen. Ze was jarenlang de uitbaatster van de bekende
herberg 's Lands Welvaren. Daar vonden jaarlijks de pol
dervergaderingen plaats en werden onder andere de open
bare verkopingen gehouden; kortom een ontmoetings
plaats waar zeer waarschijnlijk de jonge Jacob zijn oog liet
vallen op de dochter van de kastelein.
De kinderen kwamen snel bij Cathelijntje en Jacob: Pie
ter (1816) en Isaac (1817). De jongens werden naar goed
gebruik vernoemd naar de grootouders. Eerst van vaders
kant, de volgende van moeders kant. Bij dochter Maria
Jacoba was dat anders verlopen: ze zou, volgens de traditie,
naar oma van moeders kant vernoemd dienen te worden,
maar het werd de oma van vaders kant: Maria Hendriks.
Gezicht op Biervliet met molen De Ster, 1739