Andere vaartuigen
Polder in Biervliet. Op de Kaai werd het oppervlaktewater
tijdens eb gespuid. Dit was echter niet afdoende om de
Kaai op diepte te houden, vandaar dat er jaarlijks door
diverse mannen met de schop in de Kaai en op de zate
werd gewerkt.
Het gevaar door storm overvallen te worden, was het erg
ste dat de schipper kon overkomen. Ook zelfs in het zicht
van de haven.
Niet alleen de ondergang van een schip was een risico
voor de opdrachtgevers. Rentmeester Johannes Fransis-
cus Carpreau schrijft in een brief van 18 maart 1838 aan
zijn Gentse eigenaar het volgende over de risico's van het
graantransport: "Over de opbengst van onze gezamenlijke
tarwe het volgende. Daar is ons een groot ongeluk overko
men. Alleen maar door de schuld van een slechte schipper,
die daarmee acht dagen onderweg is geweest en onze tarwe
heeft laten bederven. Konden we maar verhaal op hem
hebben. Maar helaas het is met hem net zo gesteld als met
andere deugnieten: hij heeft niets, zelfs niet zijn vaartuig om
beslag op te laten leggen. De andere kopers van soort gelijke
tarwe hebben dat in Sas van Gent verkocht tegen 8,90 per
mud en aan deze prijs zouden wij aan onze 240 mudden,
een winst hebben gehad van ongeveer 500,00 en nu riske
ren we een verlies van 800,00. Enfin, het is zo en er is niets
aan te doen'.45
Nodbuii en Krrfc Ir fWrvlir*
I. HolH iic 4W* H l'rvfv ti Kiefvliel
Het verlies is blijkbaar moeilijk te verteren, want in de
brief van 27 maart 1839, dus tien dagen later, komt Car
preau op het ongeluk nog eens uitvoerig terug.
"Het ongeluk met onze partij tarwe is er nu eenmaal en
daar is niets aan te doen. De schade is voor de schipper. Als
hij zijn vaartuig in zee had laten zinken, zou hij beter aan
te pakken zijn geweest, dan moedwillig met opzet als een
deugniet in een andere haven binnen te lopen en ons goed
te laten bederven. Daarom zou onze tarwe toch niet evenals
die door de Sassenaar is gekocht en ook daarheen is ver
voerd, dezelfde waarde blijven hebben gehouden. Die boot
was bij het vertrek in staat om te transporteren, mits deze
niet langer dan twee dagen geladen was, maar de schipper
is zeven tot acht dagen onderweg geweest. Ook onze tweede
schipper heeft zijn lading volgens afspraak op bestemming
gebracht. Maar het is zo, de ongelukken treffen mij wel
heel erg. Alles wat ik aanpak is op hoop van succes: het ene
valt mee en het andere tegen. Dit is de loop van de handel.
Toen vorig jaar schipper De Jonge uit Biervliet zijn schip
zonk, verloren alle winkeliers uit IJzendijke en Biervliet hun
goederen die aan boord waren en wat konden ze daaraan
doenNiets".46
Jacob Lijbaart had een eigen vaartuig, de 'Maria Mag-
dalena', een poonschuit van 54 ton. Op 27 januari 1837
verkoopt hij deze boot aan plaatsgenoot Gijsbrecht van
der Linde, een landbouwer voor de prijs van 1465,00.
Gijsbrecht verhuurt het vaartuig onmiddellijk aan schip
per Willem Pieter de Jonge, voor tien jaar tegen 75,00
per jaar.47
Hoeveel vaartuigen er in de Biervlietse haven thuishoor
den omstreeks 1835 weten we niet.
Het kunnen er hoogstens een tiental geweest zijn. In het
bevolkingsregister van 1821 staan zeven schippers en vijf
schippersknechten genoteerd.
In 1836 verkoopt het hoofd der school, Abraham Leijs-
senaar, zijn paviljoenschuit 'De Vrouwe Levina', aan de
Rotterdamse commissionair Jan Vroesom de Haan. Het
vaartuig was al twee jaar in gebruik bij schipper Jannis de
Jonge. De schuit, 34 ton, werd onderhands verkocht voor
1880,00 en was een maand eerder gekocht van Jannis de
Jonge en Levina de Meijer.48
Jacobus Voerman, schipper in Philippine, verkoopt zijn
vaartuig gebouwd in 1822 'De jonge Jacobus' aan Jacob
de Groote getrouwd met Johanna Maria Faay, 30 ton,
voor 1425,00.49 De Groote was landbouwer en zal zich
waarschijnlijk ook met de handel hebben beziggehou
den.
Ook de vermogende landbouwer Constantinus Bernardus
Thomaes had minstens twee poonschepen in bezit.
In de Middelburgsche Courant van 14 september 1833
verscheen een advertentie met de mededeling dat vanaf
heden te koop was een poonschuit, genaamd 'de Twee
Gebroeders', door de schipper Pieter Wadden van Roon
bevaren. Verder bood deze eigenaar in Breskens tijdens
een openbare verkoping (1835) zijn poonschuit 'De jonge
Pieter' te koop aan. Het vermogen was 36 ton. Er was wei
nig animo voor: de koop werd aangehouden. Vermoede
lijk is dit vaartuig in 1842 vergaan.50