Paptaorten
Nog even terug naar de pêêren. Daar moest je altijd bij
uutkieken Die hadden dikwijls veel last van krapte an ud
der pööten. En dat kon je zelf ook oplopen. Een zallje van
Mitte? Dat hielp niet altijd. Haar advies was dan: Laat de
paarden maar eens goed plonsen in het zeewater. En wer
kelijk waar, dat hielp.
Een andere gevreesde pëêreziekte was het strangeljoen:
een soort keelontsteking. En deed Miete hieraan? Van
gedroogde vruchten maakte ze een soort thee. Dit werd in
het drinkwater gedaan, dat het zieke paard opslobberde.
Dokter Soomers van de Groe (Groede) heeft eens aan
Miete gevraagd naar de recepten van haar zalven. Hij bood
er zelfs geld voor. Maar Miete hield haar mond dicht. Ze
heeft al die geheimen meegenomen in d'r graf.
Marie Suzanna Tittman en haar man Jannis de Kramer
zijn in oktober 1944 naar de Groe gevlucht voor het oor
logsgeweld. Groede was een Rode Kruisdorp. Dat bete
kende dat de Duitsers en de Geallieerden het dorp niet
beschoten. Het Rode Kruis evacueerde na de bevrijding
van het dorp (eind oktober 1944) de achtduizend vluch
telingen en bracht die naar Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
De familie De Kramer - Tittman werd ondergebracht in
Zuiddorpe, onder Axel. Daar overleed Marie Suzanna
Tittman op 11 november 1944, 76 jaar oud. Haar man Jan
nis de Kramer overleed in Groede op 24 januari 1946.
Naschrift
Mijn stiefvader heeft mij eens verteld, dat een jongere
broer van hem, den haarbrand had. Met hem zijn zijn
ouders bij Miete Tittman geweest achter een potje zalve.
Hendrik de Neef vertelde me zelf over die bloempot met
wilgenknoppen. Mw. A. Risseeuw, een Groese, vertolkte
mij kort geleden ook het een en ander over Miete. Tot
zover mijn zegslieden.
Verder dank aan de medewerkers van het Gemeente-ar
chief Sluis, in Oostburg, voor de prettige medewerking.
Gerard van de Velde,
Oostburg, 10 maart 2016
Als we de volkskundige Maarten Aalbregtse mogen ge
loven, dan is 'n paptaorte het "meest typisch gebak in
Zeeuwsch-Vlaanderen of beter gezegd in het Land van
Cadzand en het Land van Groede." Met deze uitspraak zit
hij er niet ver naast. De bakkers in deze streek hadden 's
zaterdags hun best gedaan om de klanten te bedienen mee
'n paptaorte. Niet dat we zulke snoepers waren, maar op
zaterdag in den achtermiddag, kwamen er geregeld pap
taarten op tafel. Ik was nog maar een kind, maar kan me
dat nog goed herinneren.
Hoe ging de bakker aan het werk? Voor ongeveer 20 taar
ten nam hij 6 ons gezeefde bloem, 30 gram gist en 3,5 dl
koude melk met daar doorheen een groot ei. En dan maar
kneden. In het deeg kwam vervolgens 80 gram witte bas
terdsuiker, een ons boerenboter en een snufje zout. Het
deeg laten rijzen, bewerken met een beslaglepel en dan
nog twee keer laten rijzen en bewerken.
Dan waren er speciale vierkante plankjes van ca. 18 cm.
Die werden bestoven met bloem en daarin ging het be
slag. De randen van het deeg werden met de duim wat
verhoogd. En dat alles werd nog eens flink aangedrukt,
omgekeerd en de taart viel eruit en werd op een beboterd
bakblik op flinke afstand van elkaar gelegd.
Intussen maakte de bakker in een steelpan een soort vanil-
lepap, dat in de taartjes geschept werd en de bakker liet het
geheel afkoelen. Daarna verdween het blik met de dêêg-
taorten in de warme oven.
Volgens Aalbregtse verdween de vorm na de oorlog en
werden de meeste paptaorten rond (ter grootte van een
theeschoteltje) en van bladerdeeg. Zo heb ik ze altijd in
Biervliet gekend. Met bruine suiker erop, kwamen die
meestal op zaterdagachtermiddag bij ons op tafel. (Volgens
Guus Langeraert verdween de vorm niet, maar werd het
brood-deeg SOMS vervangen door bladerdeeg. Ons Bak
kertje in Oostburg bakt de paptaorten met beide soorten
deeg, meldt hij).
"Nie te vee kruumelen, Rinus," zei m'n moeder dan. En
met een theelepeltje verdween de vanillepap banketbak
kersroom uit de taart in m'n mond.
Aalbregtse meent, dat de oorsprong van deze taartjes in
Groede gezocht moet worden. Bij de eerste woensdag in
oktober, als in Groede de Baomeskermesse gevierd werd.