Milieuvriendelijke bestrijding
Determinatie van Goedaerts afbeeldingen
en op 30 juni kwam er een vlieg uit voort: 'lek heb hem
den bedriegher genaempt, om dat hy seer listelick de dier-
kens die hy tot spijse gebruyekt, weet te vangen, sich so stil
houdende, alsof hy doodt waer.'
De vlieg die Goedaert waarnam en waarvan hij de meta
morfose afbeeldde, heet nu de bessenbandzweefvlieg.
Bij Bevindinge XLVII beschrijft Goedaert een luizen
slurpende zweefvlieglarve, die hij olyphants-snuyt noemt.
Doordat een sluipwesp een eitje in de larve had gelegd,
kwam er echter geen zweefvlieg, maar een sluipwesp uit
voort. In feite wijst Goedaert ons met zijn onderzoekingen
de weg naar biologische bestrijding.
Biologische bestrijding is een milieuvriendelijke methode
om schadelijke organismen in de land- en tuinbouw te be
strijden door een natuurlijke vijand van het schadelijke or
ganisme uit te zetten. Het in leven laten van luizen etende
zweefvlieglarven en het bevorderen van het voorkomen
van zweefvliegen zijn vormen van biologische bestrijding.
Het belang van het behoud van biodiversiteit en biologi
sche bestrijding wordt steeds meer ingezien. Zelfs giffa
brikanten doen tegenwoordig onderzoek naar het nut van
onbespoten akkerranden. Uit onderzoek blijkt dat insecten
uit deze 'bloemenranden de groei van bladluis vertragen.
Bij het opkweken van rupsen kreeg Goedaert bij enkele
tientallen soorten te maken met sluipwespen en parasi
terende vliegen. Zijn bevindingen kunnen inzicht geven
over het voorkomen van sluipwespen in Nederland in de
zeventiende eeuw. Bovendien heeft Goedaert wellicht een
soort sluipwesp beschreven, die in onze tijd toegepast kan
worden in de land- en/of tuinbouw. Zoals eerder in dit
artikel aangegeven worden bij de teelt van allerlei gewas
sen, met name teelten in kassen, sluipwespen toegepast
en zijn steeds meer soorten sluipwespen commercieel
verkrijgbaar.
Alle vormen van bestrijding van ongewenste organismen,
waarbij het milieu niet geschaad wordt, zijn milieuvrien
delijk. Goedaert geeft in zijn werk diverse voorbeelden
van schadelijke diertjes en aanwijzingen hoe de soort te
bestrijden. In Goedaerts tijd waren alle bestrijdingsmetho-
den milieuvriendelijk. Chemische bestrijdingsmiddelen
bestonden niet. Producenten en bedrijven die heden ten
dage bestrijdingsmiddelen verkopen en ook onze over
heid noemen ze nu 'gewasbeschermingsmiddelen'. Dat
klinkt vriendelijker. Om de verkoop te stimuleren worden
ze 'veilig', 'milieuvriendelijk', 'ecologisch' en 'biologisch
afbreekbaar' genoemd. Wie logisch nadenkt zal begrijpen
dat een middel dat dient om levende organismen, plan
ten en/of dieren te doden niet milieuvriendelijk kan zijn,
zelfs al staat er 'biologisch afbreekbaar' of 'Ecostyle' op de
verpakking.
Goedaert kende geen rups die moeilijker te verdrijven
is, dan die van 'een klein bondt Uyltjen', die hij beschrijft
als Bevindinge XXXI in deel een van zijn Metamorphosis.
Deze soort is nu bekend als harlekijn of bontebessenvlin-
der: 'Dese Rupsen eten geern de bladeren van de beyer-
hagen ofte kruysbesyen, als mede van ael-besyen, soo
swarte als roode en witte.' Hoe ijverig men ook de rupsen
ving, Goedaert constateerde dat er de volgende dag al
weer kleine rupsen waren. Na ijverig en langdurig onder
zoek ontdekte hij de groene eitjes tussen enkele bladeren,
die ze met 'bruyn hayr' bekleden. Dat vogels deze rupsen
niet eten werd ook al door hem opgemerkt. De rups die
hij verzorgde, verpopte op 22 juni en op 13 juli kwam daar
'een klein bondt Uyltjen' uit: 'wit ende seer aerdigh met
Swart gepleckt. Als men hem in de handt heeft of laet val
len, soo houdt hy sich of hy doodt waer.'
Zo'n aanwijzing van Goedaert over de eitjes, die met bruin
haar bedekt zijn, is van belang om de eitjes te kunnen vin
den, zodat de soort zonder gif bestreden kan worden.
Goedaert heeft ruim honderd soorten beschreven en als ze
nog geen naam hadden, een Nederlandse naam gegeven.
Wie een diersoort als eerste beschrijft, heeft tegenwoordig
het recht de soort een Latijnse naam te geven, binnen het
door Linnaeus opgestelde systeem. Linnaeus stelde zijn
Systema Naturae in de achttiende eeuw op. Daarbij had hij
behoefte aan afbeeldingen. In plaats van zelf afbeeldingen
te maken verwees Linnaeus in zijn werk naar afbeeldingen
van anderen. De twaalfde editie van Systema Naturae is de
laatste druk, die nog door Linnaeus tijdens zijn leven is
herzien: Caroli a Linné, Systema Naturae, Tom. 1. Pars 2.
Editio Duodecimo Reformata, Holmiae 1767. In deze editie
verwijst Linnaeus naar 70 afbeeldingen van Goedaert, met
expliciete opgave van het deel van de Metamorphosis en
het nummer van de afbeelding of bij het derde deel de let
ter van de afbeelding.
In een aantal gevallen vertaalde Linnaeus de door Goed
aert gegeven naam in het Latijn. Zo werd bijvoorbeeld de
kamelio (deel een, LXX) door Linnaeus 'Musea chameleon'
genoemd en de Dronckaerdt (deel een, XII) 'Phalaena
Bombyx potatoria' (potatio betekent drinken of zuipen).
In de afgelopen eeuwen hebben verschillende biologen en
entomologen de door Goedaert vervaardigde afbeeldingen
gedetermineerd
In het tijdschrift Album der Natuur, jaargang 1877, zijn
twee artikelen opgenomen die determinaties van Goed
aerts afbeeldingen bevatten. In de zevende aflevering van
1877 geeft H.P. Snelleman een opgave van de door hem
gedetermineerde insecten. In de tiende aflevering van het
zelfde jaar geeft S.C. Snellen van Vollenhoven als reactie
op het artikel van Snelleman een volledige determinatie
van alle afbeeldingen in de drie delen van de Metamor
phosis. Als Nederlands meest vooraanstaande entomoloog
in de negentiende eeuw geeft hij niet alleen zijn eigen
determinaties, maar tevens die van A. Werneburg, zoals
gepubliceerd in 1864 in Beitrage zur Schmetterlingskunde,
deel 1, 'Die Schmetterlinge in Goedaerdt's Metamorphosis
Naturalis' blz. 24-30
In de twintigste eeuw publiceerde F.S. Bodenheimer op
nieuw een volledige determinatie van alle afbeeldingen in
Goedaerts werk, in Materialen zur Geschichte der Entomo
logie bis Linné, Band I en II, Berlin 1928 en 1929. resp. blz.
388-396 en blz. 368-372.
Intussen zijn al weer bijna honderd jaar verstreken en zijn
de wetenschappelijke namen van veel soorten aangepast.