5>
Swanenburg, slot en boerderij op Walcheren
m
m
Kasteelachtige buitenplaats
10
Vlissingen
Al vaker publiceerde ik over Slot Swanenburg en de sterk daarmee verbonden patriciërsfamilie Ingels1. De bijzondere
buitenplaats bleef mij echter bezig houden, vooral omdat er nog hiaten in de onderzoeksresultaten zaten. Na verder
speurwerk kan ik nu een vrijwel compleet beeld bieden over de periode dat het slot en de bijbehorende boerderij hebben
bestaan. Dat betreft het tijdvak 1625/1630 tot 1944.
Jaco Simons
Slot Swanenburg lag ten noordwesten van Vlissingen en
werd gebouwd in opdracht van de vermogende Apollonius
Ingels. Qua ontwerp was Swanenburg geen doorsnee Wal-
cherse buitenplaats, want het bouwwerk kreeg een kasteel
achtige uitstraling. Dat was niet uniek op Walcheren, maar
wel bijzonder.
Als buitenverblijf heeft Swanenburg circa 100 jaar staan
pronken in het landschap, waarna de afbraak volgde. De
boerderij hield het veel langer vol, namelijk ruim 300 jaar.
De bombardementen voorafgaand aan de inundatie van
Walcheren in 1944 en de gevolgen van de onderwaterzet
ting maakten een definitief einde aan Swanenburg.
In februari 1615 wordt in een zogeheten schepenakte
van de Landvierschaar van Vlissingen, een bestuurlijk en
rechtsprekend lokaal orgaan, de naam Swanenburch ver
moedelijk voor het eerst genoemd.2 Er luisterden zowel
een "huys en hofstede" als een buurtschap naar die naam.
Die waren gelegen net buiten Vlissingen, aan de voet van
het duingebied van de zogeheten ambachtsheerlijkheid
Koudekerke.
In 1622 bezat een zekere Marinnis Jacobsse stukken grond
in de buurtschap Swanenburg en in het dorpje Oud-Vlis-
singen.3 Vóór juni 1625 moet hij zijn overleden, want zijn
erfgenamen betaalden in die maand belasting over ruim
14 gemeten geërfd land. Tussen 1625 en 1631 kocht mr.
Apollonius Ingels, in die jaren secretaris van Vlissingen,
een deel van de Swanenburgse grond van de erfgenamen
van Marinnis Jacobsse, om precies te zijn 5 gemeten en
38 roeden. Dit flinke perceel was een samenvoeging van
vijf stukken land, die eerder door Marinnis waren aange
kocht van Willem Gloude (drie percelen), Willem Sijmons
(één perceel) en Adriaen Tapper (één perceel). De ruim 5
gemeten grond kunnen we vergelijken met circa twee hec
tare ofwel de omvang van ongeveer drie voetbalvelden.4
De ontwikkelingsgeschiedenis van een buitenplaats startte
meestal met de aankoop van een bestaande boerderij,
waarbij vervolgens diverse panden werden bijgebouwd,
zoals een herenhuis, een koetshuis en diverse andere
bijgebouwen. Een dergelijke opzet was in het geval van
Swanenburg niet aan de orde. Bouwheer Apollonius Ingels
liet namelijk een gloednieuw huis verrijzen op tot dan toe
onbebouwde grond. Deze nieuwe Swanenburg hield dus
geen direct verband met de hierboven genoemde oude
hofstede Swanenburch. Ingels vernoemde slechts zijn
landhuis naar die oude boerderij en naar de buurtschap
als geheel.
Zoals gezegd, kreeg het belangrijkste bouwwerk, het he
renhuis, geen gangbaar ontwerp. Meestal had zon huis wel
iets weg van een stadspand. Ingels liet echter een gebouw
van kasteelachtige allure verrijzen, want het van torentjes
voorziene huis werd immers omringd door zowel een
gracht als muur. Van een kasteel in de klassieke zin van de
betekenis was geen sprake omdat verdedigbaarheid, een
van de kenmerken van een kasteel, in die tijd niet meer
van toepassing was. Swanenburg werd slot genoemd. De
term kasteel werd in Ingels' tijd nog niet gebezigd. Die
benaming kwam pas in de negentiende eeuw in zwang.
Het slot werd vooral in de lente- en zomermaanden en bij
feestelijke gelegenheden bewoond. Een buitenplaats was
niet alleen een ideaal toevluchtsoord om op gezette tij
den de stank en de hitte van de stad te ontvluchten, maar
diende tegelijk als pronkstuk. Indruk maken was in die
tijd bijna van levensbelang. Een buiten moest echter ook
wmc <6oiw,
ssettburah
Swanenlua/üh
Vycheter
j}f JJuynnrs
Detail uit de Kaart van Walcheren
van N.Visscher/Z. Roman (ca. 1655)