Johanna Constantia en Johanna CorneJia
Zoals eerder vermeld, overleed Maria Schot in februari
1694 op de voor die tijd uitzonderlijk hoge leeftijd van
ongeveer 86 jaar. Zij legateerde ruim 83 pond Vlaams ten
behoeve van de armenzorg van Vlissingen. Maria over
leefde haar kinderen en een deel van haar kleinkinderen.
Uit een akte blijkt dat die kleinkinderen en baljuw Johan
Ghyseling haar erfgenamen waren.16 Slot Swanenburg ging
naar Maria Schots kleindochter (en tevens Bonifacius' zus)
Johanna Constantia Ingels en haar man Johan Ghyselin.
De echtgenoot van Johanna was baljuw van Vlissingen en
als gevolg van die functie ambachtsheer van Zoutelande en
Werendijke. Sinds 1669 was Ghyselin onder meer eigenaar
van de buitenplaats Papegaayenburg in West-Souburg.1'
Wanneer Johanna Constantia overleed is niet duidelijk.
Johan Ghyselin stierf in elk geval in 1707. De verdeling
van zijn grote hoeveelheid bezittingen werd pas in 1712
definitief afgehandeld.18 Swanenburg ging naar zijn doch
ter Johanna Cornelia Ghyselin. Deze dame was getrouwd
met Johan de la Palma en woonachtig in Vlissingen. Ook
dit paar had weer een dochter, Johanna Maria de la Palma.
Zij was getrouwd met Johan Francois van Hogendorp.
Ontmanteling buitenplaats
Vermoedelijk was Swanenburg in de tussentijd in een
verwaarloosde toestand geraakt, want op 11 april 1727
werden het slot en de bijbehorende grond door Johanna
Cornelia Ghyselin verkocht. De grond viel in handen
van diverse nieuwe eigenaren. Het slot kwam op naam
van schoonzoon mr. Johan Francois van Hogendorp,
ambachtsheer van Steenhuysen en stadsbestuurder in
Vlissingen.19 In de Scheldestad was hij raad vanaf 1729, in
de periode 1725-1735 diverse malen schepen en tot slot
in 1737 burgemeester. De verkoop van het slot betekende
het einde van Swanenburg als buitenplaats, want al bin
nen een half jaar, om precies te zijn op 23 september 1727,
werd het slot verkocht aan de compagnons Pieter Cousijn
en Pieter Wanjon, beide afkomstig van Oud-Vlissingen.20
Tussen 23 september 1727 en 9 mei 1730 moet Swanen-
•Noilc
Detail uit de Kaart van Walcheren van de gebroeders Hattinga (ca.
1750) met de vermelding 't geslegte Slot Swanenburg.
burg zijn "gedemolieert" ofwel gesloopt.'1 De aankoop van
een te slopen pand kon lucratief zijn, want afbraakma
teriaal werd in die tijd hergebruikt. De verkoop van dat
materiaal leverde geld op. Dat, in tegenstelling tot het huis,
het behoud van de boerderij van Swanenburg wél van
belang was, werd op 8 juni 1728 duidelijk. Wanjon kocht
toen diverse stukken weiland, waaronder een perceel bij
Swanenburg.22
Het bezit van Apollonius Ingels en zijn nazaten moet tot
de verbeelding hebben gesproken. Dat is wel duidelijk. De
cartografenbroers Hattinga maken op hun kaart van Wal
cheren uit circa 1750 immers melding van 't geslegte Slot
Swanenburg, terwijl dat gebouw dan al meer dan twintig
jaar uit het landschap is verdwenen.
Boerderij Swanenburg
Op 9 mei 1730 kocht Pieter Wanjon de helft van de Kou-
dekerkse bezittingen van zijn compagnon Pieter Cosijn.
Vanaf die datum was Wanjon dus geheel en alleen eigenaar
van boerderij Swanenburg en het bijbehorende land.-3
Pieter Wanjon overleed eind 1749 of begin 1750 in het zo
geheten oudemannenhuis in Middelburg. Zijn zoon Max
was zijn enige erfgenaam. Kennelijk had Max geen interes
se in de boerderij want hij ging direct over tot verkoop. Zo
werd op 30 januari 1750 Cathalina Jansen Maas, de wedu
we van Willem Moens, de nieuwe eigenaar. Om de koop
te kunnen financieren, sloot Cathalina een hypothecaire
lening af bij Wanjon.24 Dat Swanenburg vervolgens binnen
dezelfde familie bleef, wordt duidelijk in een akte van 30
april 1754; Cathalina draagt de boerderij dan over op haar
zoon Jan Moens.25 Moens zou bijna 25 jaar lang de scepter
zwaaien over het boerenbedrijf. Pas rond 1778 kocht Jan
de Koek het bezit van Moens.26 Van De Koek weten we
alleen dat hij was getrouwd met een zekere Soetje Wisse.2'
Ongeveer tien jaar later, op 9 september 1788, nam Jacob
Willemszoon Bakker het stokje van De Koek over. De
omvang van boerderij Swanenburg was intussen door
aankoop van land gegroeid tot ruim 34 gemeten en werd
verkocht voor de som van 1425 pond Vlaams.-5 Om dit
bedrag te kunnen betalen, sloot Bakker een hypotheek af
voor 800 pond bij de Koudekerkse dominee Hendricus
Schortinghuis en diens schoonzus Johanna Aletta Evertse,
weduwe van dominee Lucas Schortinghuis.-'
Wederom een decennium later, op 17 maart 1798, kocht
Floris Heijstek "hof en land" voor 1550 pond van Jacob
Bakker.30 Waarschijnlijk kwam Heijstek in 1807, tijdens
de Franse tijd en als gevolg van de toen steeds moeilijkere
economische situatie, in financiële problemen. Op 28
maart van dat jaar leende hij een flinke geldsom bij de ver
mogende Middelburger Adriaan Caspar Cornells Slicher
van Bath.31 Zo kon Heijstek eigenaar blijven. Voorlopig
althans.
Vermogende lieden hadden vanwege hun financiële po
sitie minder last van crises en verstreken in zware tijden
graag hypotheken. De vermindering van de waarde van
een boerderij kon op een later moment goed uitkomen.
Voor Slicher gold dit niet. Tragisch genoeg viel hij in 1808
van een steiger tijdens de bouw van de Middelburgse
schouwburg en overleed aan zijn verwondingen, slechts 32
jaar oud. Na zijn plotselinge dood geschiedde de aflossing