Nehalennia najaar 2016 nr. 193 dorp uitstrekt. Op de Kleistee is nog duidelijk een haayge- mete te zien, als een onbewerkt natuurlijk geaccidenteerd terrein. In het woord haaygemete zit het oudgermaanse grondwoord hai, dat ook het grondwoord voor heide is. Het betekent woeste grond. De meeste haaygemeten zijn in eerste instantie geëgali seerd en in cultuur gebracht. Om percelen te vormen ging men greppels graven met een tussenliggende afstand van één a twee meter. De ruimte tussen de twee greppels werd opgevuld met de vrijgekomen aarde. De zo ontstane lage wallen van één tot anderhalve meter hoog werden schurve- lingen genoemd. Ze dienden als perceelscheiding, keerwal voor het vee en om verstuiving van de akkers tegen te gaan. Ze werden beplant met duindoorns en bramen. Hier en daar was een klimsel gemaakt, een trapconstructie van houten palen, zodat men over de schurveling heen op een ander perceel kon komen. Restant van een schurveling Tegen het einde van de negentiende eeuw realiseerde men zich dat de akkertjes te hoog lagen en in de zomer te droog waren voor een rendabele akkerbouw. Men begon toen de percelen tussen de schurvelingen af te graven, om zo dichter bij het grondwater te komen. Dat gebeurde in stroken van een meter of tien breed. Eerst werd de vruchtbare bovenlaag (de erve) opzij gelegd en vervolgens groef men een stuk grond uit. De vrijgekomen aarde werd over loopplanken met kruiwagens over de schurvelingen gedeponeerd en de opzij gelegde vruchtbare grond werd daarna weer over de afgegraven strook grond verspreid. Zo ontstonden zandwallen, in de volksmond bekend als haogtendie twee tot drie meter hoog waren en die wel tot tien meter breed konden zijn. Deze procedure van landbe- werking werd uitmijnen genoemd. Een uitgemijnd perceel noemde men in Ouddorp een mienige De Vereniging voor Natuur en Landschapsbescherming voor Goeree-Overflakkee (www.nlgo.nl) Al heel lang, bijna veertig jaar, maken Krijn en Clarie deel uit van de bovenvermelde vereniging. Krijn vertelt dat zij beiden al vanaf hun jeugd heel erg geïnteresseerd zijn in alles wat met de natuur te maken heeft. Eind jaren zeven tig van de vorige eeuw zijn veel bunkers uit de Tweede Wereldoorlog gesloopt. Veel vogels verloren daardoor hun toevluchtsoord. Krijn is toen begonnen met het ophangen van nestkastjes. Met een aantal gelijkgestemde personen is toen al gauw de Vereniging voor Natuur en Landschaps bescherming voor Goeree-Overflakkee opgericht. Dat is bij ons in huis gebeurd', vertelt Clarie. De doelstelling van de vereniging luidt: De Vereniging stelt zich ten doel het beijveren voor behoud en versterking van de (bijzondere) natuur van Goeree-Overflakkee en het karakteristieke landschap van de Zuid-Nederlandse delta. De vereniging telt een aantal werkgroepen. Krijn is coör dinator van de Vogelwerkgroep. Er zijn dertig leden, die zich actief bezighouden met het tellen van vogels. Clarie is coördinator van de Plantenwerkgroep. Vanaf het voorjaar tot de zomer houden zes of zeven personen zich actief bezig met onderzoek. Systematisch worden dan locaties onderzocht op welke planten daar voorkomen. De resul taten worden doorgegeven aan FLORON (Floristisch On derzoek Nederland, www.floron.nl). Samen met de Natuur en Vogelwacht Schouwen Dui- veland geeft de vereniging het kleurige kwartaalblad Sterna uit. Weer prijsgegeven aan de natuur We komen bij een stukje dat als oud cultuurlandschap landschap te herkennen is: we zien restanten van schur velingen en greppels. In sommige greppels langs de rand van een perceel zijn vroeger waarschijnlijk Elzen geplant geweest. Bepaalde mêêten (percelen), die ooit uitgemijnd zijn, je kunt die nog herkennen aan de erlangs liggende hoagten, zijn weer prijsgegeven aan de natuur. Krijn wijst de over gang aan van de haemete naar zo'n weer aan de natuur prijsgegeven akker. Naarmate de diepte van de afgraving is ook de vegetatie hoger dan die op de haemete. Des te die per uitgemijnd, hoe hoger de vegetatie is, omdat de wortels dan dichter bij het grondwater kunnen komen. Krijn wijst op een kunstig spinnennest tussen de planten. Een spinnennest

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2016 | | pagina 33