w
16
Conclusie
- ïft
Bijeenkomst Bond van Staatspensionering
Op provinciaal en landelijk niveau is Arthur ook actief.
Zo heeft hij ambtshalve contact met de hoofdsynagoge te
Middelburg, maar ook met verschillende landelijk joodse
organisaties. Hij is plaatselijk lid van de 'commissie tot het
inzamelen van gelden voor de noodlijdende werklooze
diamantbewerkers te Amsterdam' (1900). Hetzelfde doet
hij voor de uit Rusland gevluchte joden (1905). Voor het
Algemeen Israëlitisch Verbond is hij de lokale contact
persoon (1905). Binnen het comité voor Zeeland van het
Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht is hij commis
sielid (1908-1917).
Het is dan ook niet vreemd dat zijn vertrek uit Zierik-
zee ook voor het N.I.W niet onopgemerkt voorbijgaat.
Gewoonlijk zijn er geen bijzonderheden van een kleine
Joodsche gemeente te vermelden. Dezen keer is het een
uitzondering. De weled. heer A. Frankel is, voornemens, met
zijn gezin tegen 1 September e.k. de plaats te verlaten, wat
natuurlijk een groot verlies voor de gemeente is?2
Wat is de motivering geweest voor al deze activiteiten?
Een argument hiervoor heeft hij in feite al in 1898, als ver
dediging tegenover zijn kritiek op het toneelstuk 'Ghetto',
zelf opgeschreven: De verdediging van, wat hij verstaat, als
het joods erfgoed. Daar zit vanzelfsprekend ook een stukje
opvoeding in. Opvoeding die hij heeft gehad en wilde
doorgeven binnen de joodse gemeenschap. Maar ook
daarbuiten, gezien zijn uitspraak over de functie van de
pers bij zijn aantreden als redacteur: 'De pers toch, zoowel
de groote als de kleine, heeft alleen dan een schoone roeping
te vervullen, wanneer zij zich niet uitsluitend bepaalt tot
haar oorspronkelijke taak met haar stipt de gebeurtenissen
van den dag den volke bekend te maken, maar wanneer
zij van het daarmede nauw samenhangend recht kritiek te
oefenen op gepaste, oordeelkundige wijze gebruik maakt?3
Frankel is heel zijn leven wel in enige mate provocatief en/
of zo men wil progressief geweest. Misschien ook wel wat
te opportunistisch. Hij probeerde vaak het moderne te
stimuleren. Maar op religieus gebied was hij, kijkend naar
zijn met pathos geschreven verdedigingen van het joodse
geloof, vermoedelijk meer behoudend van karakter.
Progressief wat betreft zijn vraag aan de Zierikzeesche
IJsvereeniging of het misschien toelaatbaar kon zijn om
dames (bestuurs-)leden te introduceren.34 De ontwik
keling van de bevolking, zowel mannen als vrouwen,
ondersteunde hij.
Provocatief. Zo stuurt hij op 5 juni 1914 een ingezonden
brief naar het N.I.W., naar aanleiding van het ritueel
slachten, met de titel 'Een bedenkelijk verbod.' Hierin
bestrijdt hij, op religieuze gronden, de beslissing van het
bestuur van de gemeente Zierikzee om bij het slachten van
vee eerst het desbetreffende dier te bedwelmen met behulp
van een schietmasker. Een herkenbare discussie die ook
nu nog regelmatig gevoerd wordt.
Over zijn jaren dat hij voor de Zierikzeesche Nieuwsbode
werkzaam is geweest schrijft hij bij zijn afscheid over een
aantal van zijn uitgangspunten.
Het liberalisme: 'Vooruitstrevend, hebben wij op politiek
terrein bij de verkiezingen voor Kamer, Staten en Gemeente
onzen steun steeds verleend aan die mannen, die op staat-