Stoelendans in het stadhuis zou intekenen op drie of vier aandelen. De gemeenteraad echter, die dit onderwerp op de agenda vindt, gaat niet op dit voorstel in. De raadsleden willen de kat uit de boom kijken en denken eraan aandelen te nemen als er voldoen de intekenaren zijn, zo'n twaalf of dertien. Dit moet Car- preau wel erg zijn tegengevallen, want hij stapt nu naar de concessionarissen van het wegtraject Watervliet Gent, die in Lembeke samenkwamen. Daar vallen de namen van Van den Hecke en die van Engelbertus van Brussel, rentmeester, boer, burgemeester en geneesheer van Wa tervliet. Carpreau moet die nog kennen. Die kwam bij het sterfbed van zijn vader. Op hun vergadering in Lembeke verschijnt Adolf om zijn plan toe te lichten. De heren zijn niet ongenegen om een paar aandelen te kopen maar dan moet Carpreau voor zijn project wel eerst een groot aantal intekenaren hebben. Op die vergadering komt hij ook te weten, dat de aanleg van de weg goedkoper kan. In België zijn namelijk deze wegen maar 3 el (2.10 m) breed. De kosten zijn dan 10 franc, per el, zodat er voor zijn project slechts fr 37.000,00 nodig is. Van Brussel stuurt de statuten van zijn maatschappij, evenals het bestek naar IJzendijke. Deze stukken worden aangepast en dienen als basis voor het IJzendijkse project. Intussen gaat De Volder weer aan het werk. Hij benadert diverse Gentse geldschieters die hij kent vanuit zijn sociëteit, maar vlot gaat dat niet. Op 20 september 1852 komen de inschrijvers voor de eerste keer samen. Carpreau neemt de formulieren mee voor de aanbesteding en het bestek. Hij zorgt voor de adverten ties in diverse Franstalige kranten in Gent evenals voor de aanplakbiljetten die in de streek komen te hangen in diverse herbergen. Vervolgens neemt Carpreau contact op met de plaatselijke notaris Benteijn. Hij had namelijk nog altijd de rechten van de vroegere concessie en die zouden nu gaan naar de op te richten Maatschappij. Benteijn is hem ter wille, hoewel ze politiek gezien tegenstanders zijn. Zakelijk kunnen de heren het prima met elkaar vinden. In 1848 kwam in ons land een nieuwe grondwet tot stand. Een uitvloeisel daarvan was de gemeentewet van 1851. Uitgangspunt van die wet was dat een door het volk ge kozen gemeenteraad als hoogste orgaan de gemeente zou besturen. Het kiezerskorps bestond uit een aantal volwas sen mannen, die een bepaalde belastingsom in de directe belasting betaalden. Zij kozen de gemeenteraadsleden. Uit hun midden verkozen ze twee wethouders als de gemeente minder dan 3.000 inwoners had. De burgemeester werd uit een voordrachtslijst opgesteld door die gemeenteraad, door de kroon benoemd. Verder kreeg de raad onder andere het benoemingsrecht van de gemeentesecretaris en de gemeente-ontvanger. We zullen zien dat in IJzendijke, waar de meerderheid van de bevolking katholiek was en niet evenredig vertegenwoordigd was in de gemeenteraad oude samenstelling, dit veel veranderingen teweeg brengt. Bij de gemeenteraadsverkiezing, september 1851, werden zeven personen verkozen, waarvan er zes van katholieke huize waren. Tot de gelukkigen behoorde Dolf Carpreau. Hij kreeg 57 stemmen; notaris Benteijn viel buiten de boot met zijn 33 stemmen. Maar de benoeming van Adolf kon geen doorgang vinden omdat hij reglementair een onver enigbare functie had, namelijk ontvanger van het RK Arm bestuur, dat die door de gemeente gesubsidieerd werd en aan het gemeentebestuur rekenplichtig was. Een enorme tegenvaller. Maar hij was niet uit het veld geslagen. Hij stelt zich een paar weken later kandidaat voor de functie van gemeentesecretaris. Nu verslaat hij Dolfing Bekaar, de zit tende gemeentesecretaris. Op 5 december legt hij de eed af in handen van burgemeester Jacobus Brevet. Voortaan was hij thuis op het administratiekantoor én op het gemeen tehuis te vinden. De gemeenteraad kiest ook een nieuwe gemeente-ontvanger. De strijd gaat tussen de protestant Jannis du Bois, klerk op het notariskantoor van Bente ijn, en de katholieke winkelier Franciscus Josephus Marie Bevin. Deze laatste wint met 6 tegen 1 stem. De raad gaat zich vervolgens bemoeien met onder andere de salarissen. In een advies naar Gedeputeerde Staten melden ze dat de beloning voor de burgemeester f 250,00 te hoog en dat voor de gemeentesecretaris Carpreau, (f 275,00) correct is.1 Bekaar staat nu als oud-gemeenteseccretaris aan de zijlijn van het gemeentebestuur. Maar dat verandert snel. In 1852 sterft de echtgenote van burgemeester Jacobus Brevet (1791 1854), die als sinds 1821 deze functie bekleedt. Bovendien heeft hij een vrij druk notariskantoor aan de Landpoortstraat sinds 1817. Verder is hij van diverse polders griffier-ontvanger. In 1853 voelt hij zijn krachten minderen en vraagt zijn ontslag aan als burgemeester. Hij wordt opgevolgd door Dolphing Bekaar, die ter plaatse kantonrechter was geweest tot deze functie werd opge heven in 1838. Bekaar vindt op het stadhuis gemeente raadslid Jan Sturm, herbergier in Het Hof van Koophandel op de Markt als enige geloofsgenoot in het stadhuis. Hij is echter een kundig, nauwgezet bestuurder, die prima leiding geeft aan zijn gemeente. Bekaar trouwde op 29 april 1824 met Maria Magdalena Risseeuw en haar zus Magdalena was in dat jaar al getrouwd met notaris Jacobus Brevet. Bekaar was toen klerk op het notariskantoor. Ma ria Magdalena stierf'n halfjaar later, op 30 november. Het jaar daarop hertrouwt Brevet. In het voorjaar van 1853 treedt de nieuwe burgemeestei van IJzendijke aan: Dolphing Bekaar. Die was gemeente secretaris geweest en had samen met Adolfs vader samen op het vroegere kantongerecht IJzendijke gewerkt. Het waren goede vrienden geweest: ze waren zelfs op dezelfde dag getrouwd. Maar nu waren de verhoudingen tussen de nieuwe burgemeester en Adolf zakelijk. Hij was zelfs niet naar het feest tijdens de installatie geweest, schreef hij aan Lacombe, dat volgens de kranten een bijeenkomst was geweest met veel allure. Intussen komen de plannen voor de straatweg in een definitief stadium. De voorzitter van de Maatschappij was Charles Kerkckhove de Denterghem - de Limon, een man die rechten had gestudeerd en in de locale politiek heel actief was. Als voorzitter van de Maatschappij zou hij de concept-statuten van de Maatschappij doornemen, maar die opdracht vergde wel heel veel tijd. Carpreau's geduld is eind september 1852 bijna op, zodat hij besluit zelf naar

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2016 | | pagina 5