weer terug naar Westkapelle zou mogen komen en schade loos zou worden gesteld. Ze kregen ten antwoord dat de stukken op zaterdagmorgen naar de Staten van Zeeland waren gezonden. Verstraate zei toen dat men ze zaterdag avond ook weer terug had kunnen halen. Op dat moment voegden Hermanus de Kamer en Jacobus Marinissen zich ook bij hen en dreigden de dag erna met een groot aantal boeren terug te zullen komen om de vrijlating van Burg graaf af te dwingen. De magistraat zwichtte daarop en ging op hun eis in. Samen met de boeren werd een publicatie opgesteld die de dag erna vanaf de pui van het stadhuis zou worden voorgelezen. Erin stond dat Burggraaf in ere werd hersteld en weer de vrijheid kreeg om als burger in Westkapelle te wonen. Kort voordat de publicatie de dag erna zou worden voorgelezen gingen Kaland, Lous en Verstraate naar het stadhuis. Ze verzochten de bode te wachten met het luiden van de klok. Eerst moest de secretaris er nog een woord in veranderen en er aan toevoegen dat Burggraaf in het dorp ook weer zijn ambacht mocht uitoefenen. Kaland, Lous en Verstraate stonden er op de pui van het stadhuis bij toen de publicatie werd voorgelezen. Het CTtml aJvnr.tULzy+j. C.-ph2f>*j TOKEN van de groote Kerk te VEEKE Ij.TbUOy txe.e.Tnvil De groote Kerk te Veere, uit mr. Pieter Boddaert, Tegenwoordige Staat van Zeeland deel 2, Amsterdam 1753, t.o. pag. 182. (Collec tie J.H. Midavaine).] toegestroomde volk werd omsloten door een kring van te paard zittende boeren. Direct na het voorlezen gingen de boeren naar de gemeentegrens, waar Burggraaf al stond te wachten. Men wilde hem op een stoel naar zijn woning dragen, maar daar voelde hij niets voor. Toen werd hij op het paard van Ingelse getild en zo naar huis gereden, waar hij door H. Jobse werd toegesproken. Na de toespraak wilde hij het volk een drinkpenning geven, maar dat werd hem door de boeren ontraden. Ze wilden geen onlusten in het dorp door dronken personen. Daarop besloot hij voor een klein gezelschap thuis een feestmaal aan te richten. De magistraat die zich door de boeren in een hoek voelde gedrukt, rapporteerde het voorval aan de overheid in Den Haag. Ze schreven dat ze door het oproerige volk was gedwongen Burggraaf van de ban te ontheffen. In Den Haag besloot men toen een sterke soldatenmacht naar Walcheren te sturen. Twee weken later verschenen er 80 ruiters en soldaten op het eiland. Verstraate, Kaland, Lous, Ingelse en Koole werden in hechtenis genomen en naar de Montfoortse Toren in Veere overgebracht. De onder de jurisdictie van Middelburg wonende oproerkraaiers werden in het 's-Gravensteen in die stad opgesloten en daar berecht. Over zijn arrestatie en transport naar Veere schreef Ingelse later: 'Men plaatste mij in een rijtuig van achter, zwaar geboeid, tusschen twee gerechtsdienaars; het rijtuig was bespannen met 4 paarden en zoo werd ik weggevoerd van den Oranjepolder in den zeer vroegen morgen van 6 Nov. 1778 naar Veere en daar op den gevan gentoren gebracht, waarin het zeer donker was'. Zes maanden hebben de boeren in de donkere en koude toren gezeten voordat de vierschaar eindelijk uitspraak deed. Op 31 maart 1779 werd Ingelse door burgemeesters en schepenen van Veere veroordeeld tot een boete van 250 pond, hij moest in de vierschaar God en Justitie om vergif fenis bidden en werd daarna zijn leven lang uit de Repu bliek verbannen. Verstraate en Kaland werden op 1 mei 1779 onder toe ziend oog van een grote menigte toeschouwers vastge bonden aan een paal op een schavot voor de pui van het Veerse stadhuis door de beul tot bloedens toe gegeseld. Verstraate werd daarna zijn leven lang uit Holland, Zee land en Westfriesland verbannen en Kaland dertig jaar. Lous moest op het schavot de geseling van zijn kameraden aanzien, terwijl hij met roeden was omhangen en op zijn borst een bord had hangen met de tekst 'Oproermaker'. Daarna werd ook hij zijn leven lang uit de Republiek verbannen. Koole tenslotte moest in de vierschaar God en Justitie om vergiffenis bidden en werd vervolgens drie dagen op water en brood in de donkere put onder in de Montfoortse toren opgesloten. Toen na de val van de patriotten in 1787 stadhouder Wil lem V een algemene amnestie had uitgevaardigd, keerden de bannelingen weer terug naar hun dorpen. Kaland, Ingelse en Lous werden in Westkapelle met open armen ontvangen en ter gelegenheid van hun terugkeer werd op 31 augustus een grote feestoptocht gehouden. Burggraaf

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2017 | | pagina 10