De eerste noot lang, de middelnoten kort en wederom de
laatste noot van iederen zangregel sleepende
De invoering van de nieuwe psalmberijming op Walcheren
JOSUA VA^f IPE1E¥:
In de zomer van 1772 werd de Veerse predikant Josua van Iperen door de Staten van Zeeland aangewezen om namens de
provincie in Den Haag zitting te nemen in de commissie die door de Staten-Generaal in het leven was geroepen om een
nieuwe psalmberijming te maken. In de kerken werden nog de van rond 1566 daterende psalmen van Datheen gezongen,
die qua taal erg verouderd waren en in een heel traag tempo werden gezongen.
J.H. Midavaine
Op 4 juli gaf Van Iperen van zijn benoeming kennis aan
de Veerse kerkenraad. Die wenste hem veel zegen met
deze aan hem opgedragen commissie. Door zijn verblijf in
Den Haag moest het stadsbestuur voor zijn preekbeurten
in de Grote Kerk een vervanger aanwijzen, zodat die naar
behoren verricht zouden kunnen worden.
Josua van Iperen, kopergravure uit Kerkelyke historie van het
Psalmgezang der Christenen deel 1, Amsterdam 1777, t.o. pag.
391(Zeeuws Archief, Zelandia lllustrata deel IV. nr. 468).]
De commissie die zich met de nieuwe psalmberijming
bezig ging houden, bestond uit negen predikanten, één
uit elke provincie, en drie vertegenwoordigers van de
regering. Ze vergaderden in een kamer in het Mauritshuis
die de prins hen ter beschikking had gesteld. Om beurten
was één van de leden voorzitter. Tijdens de eerste bijeen
komsten werden de criteria opgesteld waaraan de nieuw
berijmde psalmen moesten voldoen. In de opgestelde lijst
lezen we dat ze de bedoeling van de schrijver juist moes
ten weergeven, dat ze aan moesten sluiten bij de laatste
Statenvertaling, dat de zinsbouw en spelling aangepast
moesten zijn aan de laatste inzichten op dit gebied en tot
slot dat ze de verbeeldingskracht aan moesten spreken.
Daarna werden ze stuk voor stuk onder de loep geno
men. Zin voor zin en woord voor woord werd besproken.
Na 121 zittingen was de klus geklaard en kon de nieuwe
psalmberijming op 2 juli 1773 aan de Staten-Generaal
worden gepresenteerd. Die vaardigde op 1 oktober een
publicatie uit waarin alle gereformeerde gemeenten in ons
land opdracht kregen hem in te voeren zodra hij in druk
beschikbaar zou zijn.
In Veere vonden de eerste gesprekken over de invoering
plaats in december 1775. Dominee Van Iperen was kort
daarvoor naar Goes geweest om te zien hoe men ze daar
had ingevoerd. Vol lof was hij naar Veere teruggekeerd,
waar hij er met burgemeester Andriessen over sprak. Die
begon er op zijn beurt weer over toen de kerkenraad op
2 december bij hem thuis vergaderde om over de aan
komende verandering van ouderlingen en diakenen te
spreken. Zijn voorstel om de nieuwe psalmberijming
ook in Veere in te voeren werd enthousiast ontvangen.
Afgesproken werd dat als er weerstand tegen zou ontstaan
dit meteen aan het stadsbestuur moest worden gemeld.
Ook moest het zingen, dat tot dat moment 'een sleepend,
onregelmatig, en daardoor min aangenaam geschreeuw
als tot hier toe hadde plaats gehad', in een sneller tempo
en met de zangkunst meer overeenkomende wijze worden
gedaan. De predikanten zouden de nieuwe zangwijze in
de kerk introduceren en de schoolopzieners moesten de
meesters en juffen ervan in kennis stellen, zodat zij er op
hun scholen ook een aanvang mee konden nemen.
Op het eind van de maand december besloot de ker
kenraad op voorstel van Van Iperen met het wekelijks
inoefenen van een paar verzen op 2 januari van het
nieuwe jaar te beginnen. De bijeenkomsten werden in
een ruimte van het Schotse Huis gehouden, begonnen om
vijf uur en duurden een uur. Een broeder zag er op toe