Travalies bestaan al honderden jaren fnrlOFftor [MM J. van Haver De patroon van de hoefsmeden was Sint Elooi, ook wel de heilige Eligius van Noyon genoemd. Hij werd in 588 in Chaptelat, een dorp nabij Limoges (Frankrijk), geboren en is in 660 in Noyon overleden alwaar hij ook is begraven. Volgens de overlevering was hij, voordat hij gehoor gaf aan zijn religieuze roeping, hoefsmid. De eerst bekende afbeelding van een travalje is een afbeel ding uit het veertiende eeuwse 'Kuerbouc van Ieperen. Ook werden de afbeeldingen van travaljes gebruikt door diverse kunstenaars zoals de uit Haarlem afkomstige Phi lip Wouwerman (1619-1668). Bij het beslaan van paarden heb je twee methodes: het zogenaamde uit de hand beslaan, ook wel de Engelse me thode' genoemd, en het beslaan in een 'travalje', ook wel hoefstal genoemd. Lichtere paarden worden meestal uit de hand beslagen. Zwaardere paarden worden bijna altijd in een travalje beslagen, omdat het voor de smid een te grote belasting is om dit uit de hand te doen (veroorzaakt vaak rugklachten). In de middeleeuwen werden zwaardere paarden zowel in de landbouw als in het leger gebruikt. In het laatste geval dienden ze als strijdpaarden maar ook als trekpaarden om belegeringswapens voort te trekken. Sterke zwaargewich ten waren hiervoor nodig omdat alleen al een harnas van Sint-Eloy bij de travaille De Knol, Hoek een ridder tussen de 40 en 50 kilo woog. Daar kwam dan nog het aanzienlijke gewicht van het beschermende harnas voor het paard bij. Het zware paard als strijdpaard was dus zeer in trek met als gevolg dat overal in Europa travaljes werden gebouwd behalve in Engeland, waar alle paarden uit de hand werden beslagen. Toen de harnassen uit de tijd raakten omdat het vuurwa pen in opmars kwam, werden de zwaardere paarden alleen nog gebruikt voor landbouw én vervoer (paarden werden voor lastwagens gespannen). En dan nog alleen - wat de landbouw betreft - voor grond die bestond uit rivier- of zeeklei, de zogenaamde 'zware' grond. Om zware grond te bewerken heb je 'zware' paarden nodig. Op zandgronden was de behoefte aan zware paarden veel minder. Omdat de landbouwwerktuigen groter werden, kwam er in het begin van de twintigste eeuw - vooral in Zeeland - meer vraag naar een nog zwaarder en sterker type paard dan tot dan toe. Men is toen zwaardere paarden gaan fok ken. Hiervoor werden veelal Belgische paarden gebruikt, die daar zeer geschikt voor waren. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hebben de Belgen veel goede heng sten en fokmerries naar Nederland gebracht zodat ze niet in Duitse handen zouden vallen. Deze paarden hebben er voor gezorgd dat de Zeeuwse paarden nu nog steeds van deze inbreng profiteren. In Zeeland staan momenteel meer travaljes dan in de rest van Nederland. Hoe dat komt is te verklaren uit het laten staan van de travaljes na de mechanisatie van de landbouw. Ze waren weliswaar in onbruik geraakt maar stonden doorgaans niet in de weg terwijl ze in de rest van Nederland door ruimtegebrek veel vlugger en vaker wer den opgeruimd. Wij trekken daar nu profijt van. Travaljes behoren thans tot de beeldbepalende monumentjes in menig Zeeuws dorp. Momenteel staan er meer dan 50 travaljes in de pro vincie Zeeland, zowel oude travaljes, die er vaak na een restauratiebeurt weer goed bijstaan, als nieuwe, die naar oude voorbeelden zijn gebouwd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2017 | | pagina 21