Ook de handelsgeest van de Zeeuw is een niet te onder
schatten factor: door de eeuwen heen zijn hier havenste
den van belang aan te wijzen. De Zeeuwse steden hebben
hier lange tijd hun grootste bestaansrecht aan ontleend.
Gebrekkige zeewering
Bij oudere mensen is nog wel bekend dat er in 1916 nog
een stormvloed is geweest. Deze veroorzaakte in de Krui-
ningerpolder geen problemen.
Maar deze watersnood leidde wel tot een algehele dijkver
hoging in Zeeland die vooral werd verkregen door middel
van een betonconstructie bovenop de dijken, de Muralt-
muurtjes. Door diverse oorzaken was het onderhoud aan
de dijken in 1953 enigszins verwaarloosd. Door het herstel
van Nederland na de Tweede Wereldoorlog lagen de prio
riteiten wellicht op een ander vlak. De dijken waren vóór
de Ramp zwak en laag. Als je de dijken van toen op foto's
ziet, kun je spreken van kattenruggetjes, niet te vergelijken
met de hoge dijken van nu. Het profiel van de dijken was
ook anders: over het algemeen waren de dijken veel steiler
aan de landzijde dan nu, waardoor overslaand water veel
schade kon veroorzaken. Van de zeedijk bij Kruiningen
was bekend dat er tussen de ingang van het kanaal door
Zuid-Beveland en de Veerhaven van Kruiningen twee
zwakke plekken zaten, zo zwak dat dit zelfs zichtbaar
was. De ene zou zijn veroorzaakt door een ontplofte VI,
een Vliegende bom' die in de Tweede Wereldoorlog door
Hitler-Duitsland op Antwerpen was afgevuurd. Deze
projectielen misten soms hun doel. Van de andere zwakke
plek is de oorzaak onbekend. Volgens de overlevering
vroeg waterbouwkundig ambtenaar J.H. Swenne van het
waterschap Kruiningen iemand op 31 januari 1953 foto's
te maken van het hoogwater, de middag voor de ramp.
Dit deed hij om aan zijn superieuren te kunnen laten zien
dat de dijken toch wel erg mager waren. In de dijken zaten
op verschillende plaatsen doorgangen boven het normale
hoogwaterpeil, de coupures. Deze waren aangelegd om
vanuit de polder bij buitendijkse haventjes en loskades te
kunnen komen. Ook bij Kruiningen was dit zo, evenals
aan het eind van de Polderweg (Den Inkel), waar een
landbouwsteiger was aangelegd (het Peesteiger), en bij de
Veerhaven, waar de Veerweg door een grote coupure naar
het Veerplein was aangelegd. De coupures konden bij drei
gend hoogwater gesloten worden. Dat gebeurde bij iedere
coupure weer op een ander manier. Bij de Veerhaven zaten
er stalen vloeddeuren in, bij de Polderweg sloot men de
coupure met vloedplanken of balken. Door heel Zeeland
heeft het snel stijgende waterpeil in de nacht van 31 janu
ari op 1 februari 1953 heel wat beheerders van dit soort
afsluitingen verrast. Ook in het Waterschap Kruiningen
verwachtte men niet zo'n snelle stijging van het water.
Situatie veerhaven van Kruiningen, zomer 1953. Voorbereidingen
tot het sluiten zijn in gang gezet. Het gat hier ter plaatse was ca.
200 meter breed en 20 meter diep.
De ravage die overbleef in het dorp na maanden onder de invloed
van eb en vloed te hebben gestaan.
Een storm
Door een depressie op de noordelijke Noordzee ontstond
een noordwesterstorm die een langdurige invloed uitoe
fende op het getij in het zuidelijke deel van de Noordzee.
Het stormveld breidde zich uit vanaf de noordelijke naar
de zuidelijke Noordzee. Hierdoor werd een enorme wa
termassa vooruitgestuwd. Het water kon door de nauwe
doorgang tussen Frankrijk en Engeland niet naar de
Atlantische Oceaan wegstromen en werd daardoor opge
stuwd tegen de Noordzeekusten. Langs de kusten van En
geland, België en Nederland ontstond een stormvloed met
de bekende gevolgen. De Westerschelde is stroomopwaarts
steeds nauwer en ondieper. Dit veroorzaakt eveneens een
opstuwingseffect. Hierdoor is ter hoogte van Kruiningen
en Hansweert een veel hoger waterpeil bereikt dan in Vlis-
singen. Ter hoogte van Hansweert werd een extreem hoog
waterpeil van 5,25 m. boven NAP gemeten. De gemid
delde hoogwaterstand van de periode van tien jaar voor de
ramp bedroeg 2,18 m +NAP.
Springvloed
Een paar dagen na volle of na nieuwe maan veroorzaakt
de onderlinge stand van de maan, de aarde en de zon voor
een hoogwater dat hoger is dan gemiddeld: springvloed.
Hoeveel hoger dit hoogwater uitpakt is vooral afhanke
lijk van de afstand tussen de aarde en de maan. Omdat
de maan in een ellips om de aarde draait varieert deze
afstand. Op 1 februari 1953 was de afstand tussen de
maan en de aarde juist maximaal. Hierdoor verschilde de
springvloed niet veel van de gemiddelde hoogwaterstand.
Als de storm was samengevallen met de springvloed van
een halve maand eerder of later dan was de afstand tussen
de maan en de aarde minimaal geweest. De hoge spring
vloed die dan was opgetreden had de stormvloedwater
stand aanzienlijk hoger kunnen laten uitvallen. De gevol
gen waren dan nog ernstiger geweest.